2. Digestieve functies Flashcards

1
Q

Wat is het doel van het uitscheidingsstelsel? Hoe gebeurt dat?

A

Afvalproducten uit het lichaam verwijderen.

  • Faeces via endeldarm, dikke darm en anus
  • Urine door nieren, urinewegen, blaas en urethra
  • Koolzuurgas en warmte door longen
  • Zouten, vocht en warmte door huid (transpiratie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe is de beleving van uitscheiding?

A
  • In onze cultuur strikt een privé-zaak
  • Liefst alleen in afgesloten ruimte
  • Enkel bij problemen wordt erover gepraat
  • Schaamte omtrent geur
  • Wel in scheldwoorden
  • Samenhang tussen urinesysteem en seksualiteit (penis meer geaccepteerd als geslachtsorgaan dan uitscheidingsorgaan)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 6 factoren hebben invloed op de uitscheiding?

Welke kleine bijkomende ook nog?

A
  1. Voedingsgewoonten
  2. Spiertonus buikspieren en bekkenbodemspieren
  3. Leeftijd
  4. Algehele lichamelijke conditie
  5. Psychische gesteldheid
  6. Sociale context

Hygiënische omgeving, weersinvloeden, medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Factoren die van invloed zijn op de uitscheiding.

Geef voorbeelden van voedingsgewoonten

A

Veel drinken bevordert uitscheiding.
Koffie, thee, alcohol hebben diuretisch effect.
Bonen, uien = gasproducerend voedsel > opgeblazen gevoel en flatulentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Factoren die van invloed zijn op de uitscheiding.

Geef een voorbeeld van spiertonus van buikspieren en BBS

A

Buikpers en BBS nodig voor lossen én ophouden
Te grote spanning kan lozing tegenhouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Factoren die van invloed zijn op de uitscheiding.

Geef een voorbeeld van leeftijd

A
  • Ongecontroleerd/reflexmatig tot 3de jaar
  • Hoge leeftijd verliest opnieuw controle over sluitspieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Factoren die van invloed zijn op de uitscheiding.

Geef een voorbeeld van algehele lichamelijke conditie

A

Zwangerschap zorgt voor hormonale veranderingen en druk door foetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Factoren die van invloed zijn op de uitscheiding.

Geef een voorbeeld van psychische gesteldheid

A
  • Extroverte personen defeceren meer en vaker
  • Depressie > constipatie
  • Angst en ongerustheid activeert de darmen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Factoren die van invloed zijn op de uitscheiding.

Geef een voorbeeld van sociale context

A
  • Enkel thuis defeceren
  • Geen winden laten in openbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat ga je bevragen bij een systematische observatie omtrent uitscheiding?

A
  1. Kennis: wat weet zv over eigen uitscheiding?
  2. Attitude: welke gevoelens, waarden, normen spelen een rol?
  3. Vaardigheden: wat kan de zv zelf in de zorg voor zijn uitscheiding?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke vragen kan je stellen rond defeceren?

A
  • Hoe vaak?
  • Wanneer?
  • Hygiënische gewoonten?
  • Aangepaste voeding?
  • Vochtgebruik?
  • Samenstelling en kleur?
  • Kennis over laxerende voeding?
  • Klachten? (aambeien, pijn, winderigheid, krampen…)
  • Incontinentie?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de observatiepunten van feces?

A
  1. Kleur
  2. Geur
  3. Hoeveelheid
  4. Frequentie
  5. Aspect
  6. Consistentie
  7. Vorm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Observatiepunten feces

Normale kleur?

A

Donkerbruin glanzend.

Afwijkend (mogelijke oorzaak):
- Zwart (drop, bloeding)
- Dof bruin (veel vlees)
- Rood (bieten, bloeding)
- Groen (spinazie)
- Geel (melkproducten)
- Grijswit (leverafwijkingen)
- Wit (bariumpap voor maag-darmonderzoek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Observatiepunten feces

Normale geur?

A

Sterk afhankelijk van voedsel

Afwijkend moeilijk te beschrijven maar meteen duidelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Observatiepunten feces

Normale hoeveelheid?

A

100-150g/dag

Afhankelijk van voedselinname en frequentie defeceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Observatiepunten feces

Normaal aspect?

A

Homogeen

Afwijkend:
- Onverteerde voedselresten
- Slijm
- Bloed
- Pus
- Maden
- Spoelwormen
- Lintwormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Observatiepunten feces

Normale consistentie?

A

Halfvast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Observatiepunten feces

Normale vorm?

A

Worst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waaruit bestaat feces?

Kan iemand die niet eet ook feces aanmaken?

A

75% water
7% darmslijmvlies
8% bacteriën
10% voedselresten

Ja.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een normaal stoelgangspatroon?

A

3x/dag-3x/week
Veel variatie!
Vrouwen vaak minder dan mannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke vragen zijn relevant omtrent urineren?

A
  • Frequentie?
  • Hoeveelheid?
  • Aspect?
  • Kleur?
  • Dorstgevoel? Vochtgebruik?
  • Hygiënische gewoonten?
  • Leeftijd?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is oligurie?

Wanneer zien we dit?

A

Minder dan 500ml mictie/24u

Shock, ernstig braken/diarree, ernstig bloedverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is polyurie?

Wanneer zien we dit?

A

Vermeerdering in hoeveelheid urine

Diabetes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is anurie?

Wanneer zien we dit?

A

Geen urineproductie

Afsluiting urinewegen, nierinsufficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is nycturie?

Wanneer zien we dit?

A

Nachtelijke toename van urineproductie

Schrompelnier, hartaandoeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe noemen we onwillekeurige urinelozing bij mensen >3j zonder afwijkingen aan urogenitaal/zenuwstelsel?

Wat is de oorzaak dan?

A

Bedplassen/broekplassen

Psychisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn mogelijke klachten ten aanzien van urineren?

A
  • Slappe straal
  • Nadruppelen
  • Branderig gevoel
  • Bloed of pus in urine
  • Veel/weinig plassen
  • Pijn, jeuk
  • Incontinentie
  • Bedplassen
  • Geur/kleur
  • Retentie…
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat zijn de observatiepunten van urine?

A
  1. Kleur
  2. Geur
  3. Hoeveelheid
  4. Frequentie, tijdstip
  5. Wijze van urineren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Observatiepunten urine

Normale kleur?

A

Strogeel-citroengeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Observatiepunten urine

Normale geur?

Ammoniaklucht bij verse urine?

A

Geurvrij
Soms kruiden/koffie te onderscheiden

Ammoniak bij oude urine

Rapporteren!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Observatiepunten urine

Normale hoeveelheid?

A

1,5l per dag

Sterk afhankelijk van vochtinname en transpiratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Observatiepunten urine

Normale frequentie?

A

4-6x/dag
200-300ml/keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Observatiepunten urine

Normale wijze?

A
  • Gecontroleerd, pijnloos
  • Krachtige straal
  • Niet nadruppelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is perspiratie?

A

Het onzichtbaar verdampen van lichaamsvocht via de huid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is transpiratie?

A

Zweetdruppels die zich op de huid vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Welke observatiepunten ten aanzien van transpiratie?

A
  1. Extreme zweetsecretie
  2. Verandering in geur
37
Q

Wat kan zorgen voor verandering van geur van transpiratie?

A
  • Kledij
  • Materiaal kledij
  • Schoeisel
  • Hygiëne + deo
  • Frequentie van verschonen
38
Q

Wat zijn algemene verpleegdoelen in kader van uitscheiding?

A
  • Herstel darmwerking en mictiemechanisme
  • Hulp bij ongemak en ongerustheid
  • Instandhouding vocht-en elektrolytenbalans
  • Instandhouding goede algehele conditie, hygiëne, welbevinden
  • Voorkomen nadelige uitwerkingen op andere gezondheidspatronen bij verstoorde uitscheiding
39
Q

Welke algemene hulp kunnen we zorgvragers bieden?

A
  • Op en van toilet/stoel/bedpan helpen
  • Hygiëne na uitscheiding helpen verzorgen
  • Bestrijden van geuren
  • Zorgen voor voldoende drinken
  • Oefenen BBS
  • GVO gezonde voeding
  • Privacy, regelmaat, rust en veiligheid bieden
40
Q

Wat is constipatie?

A

Een vertraagde passage van feces > te hard en te weinig frequent
Dubbel zoveel tijd tussen twee defecatiemomenten dan normaal

41
Q

Welke verpleegproblemen bij constipatie?

A
  • Te weinig frequente defecatie
  • Te dikke en harde feces
  • Moeizaam, pijnlijk
  • Opgezette buik
  • Hoofdpijn, weinig eetlust
  • Boeren, winden
  • Aambeien
  • Risico op afsluiting darm door fecesprop
  • Risico op overloopdiarree
42
Q

Welke verpleegdoelen bij constipatie?

A
  • Herstel/handhaving van defecatiepatroon
  • ZV kan aangeven welke factoren defecatie positief/negatief beïnvloeden
  • ZV geeft aan hiermee rekening te zullen houden in levenspatroon
43
Q

Welke verpleegkundige interventies bij constipatie?

A
  • Observeren en beschrijven van constipatie
  • Gewoonten navragen
  • GVO
  • Defecatiereflex trainen
  • Openstaan voor psychische en psychosociale factoren
  • Onderzoeken of er hulpmiddelen zijn om reflex te stimuleren
  • Privacy voorzien
  • Controle op hygiëne (ook van ruimte)
  • Beweging stimuleren
  • Vocht en vezelinname stimuleren
  • Laxeren: oraal/rectaal of manueel feces verwijderen
44
Q

Wat is diarree?

Waardoor zo vloeibaar?

A

Versnelde passage van voedselbrij. Frequente aandrang tot uitscheiding van dunne ontlasting.

Proces van indikking in de dikke darm is verstoord.

45
Q

Wat kan ons helpen om een objectieve evaluatie te maken van stoelgang?

A

Bristol Stool Scale

46
Q

Verpleegproblemen bij diarree?

A
  • Frequente aandrang defeceren
  • Dunne feces
  • Kramp, pijn, winderigheid
  • Snel verzwakt, weinig eetlust
  • Voedsel, vocht en elektrolytenbalans verstoord
  • Schaamte
  • Beperking bewegingsvrijheid
  • Huidirritaties anus en geslachtsdelen
47
Q

Verpleegdoelstellingen bij diarree?

A
  • Herstelt/handhaaft eigen defecatiepatroon
  • ZV kent mogelijke oorzaken van diarree
  • Zv weet welke maatregelen getroffen moeten worden om het stop te zetten
  • Intacte huid rond anus en geslachtsdelen
  • Goede vochtbalans
  • Behoud van lichaamsgewicht
  • ZV voelt zich begrepen in de schaamte
  • ZV ondervindt zo min mogelijk beperkingen tgv de diarree
48
Q

Verpleegkundige interventies bij diarree?

A
  • Opsporen en behandelen oorzaak diarree
  • Medicatie toedienen
  • Dieet laten aanhouden
  • Drinken/eten stimuleren
  • Vochtbalans aanleggen
  • Regelmatig wegen
  • Goede toilethygiëne aanleren
  • Na defecatie huid verzorgen en handen wassen
  • Praten over schaamtegevoelens
49
Q

Wat is fecalomen?

A

Ophoping van harde stoelgang in het colon. Blokkeert de uitgang.

50
Q

Wat is overloopdiarree? Is het ook echt diarree?

A

Dunnere stoelgang die langs de fecalomen sijpelt.

Fecalomen zorgt voor verhoogde druk op het rectum waardoor er minder controle is over de anale sfincter => indruk dat het diarree is, maar is net tegenovergesteld!

51
Q

Waaraan is fecale incontinentie te wijten?

A
  • Zwakke bekkenbodemmusculatuur
  • Minder krachtige anale sluitspier
  • Neurologisch probleem
52
Q

Wat is retentie?

A

Achterblijven van urine in de blaas

53
Q

Wat zijn mogelijke verpleegproblemen bij retentie?

A
  • Gebrek aan privacy, schaamte
  • Niet kunnen plassen in bepaalde houding
  • Angst om te morsen naast bedpan/urinaal
  • Gevaar voor urineweginfecties
  • Verwardheid en onrust
  • Gevaar voor blijvende blaashypotonie
  • Gevaar voor overloopblaas
54
Q

Wat is overloopblaas?

A

Incontinetia paradoxia

Blaas is zo vol dat er steeds kleine beetje urine uitgedrukt worden. Lijkt op incontinentie maar is retentie.

55
Q

Verpleegdoelstellingen bij retentie?

A
  • ZV handhaaft eigen mictiepatroon
  • Goede diurese
56
Q

Wat zijn verpleegkundige interventies bij retentie?

A
  • Mictiepatroon met ZV bespreken
  • Vermoedelijk probleem achterhalen en bespreken
  • Privacy zvm waarborgen
  • Zvm op toilet laten urineren
  • ZV de beste houding laten aannemen
  • Trucjes hanteren: kraan laten lopen, handen in koud water, massage…
  • Overleggen met arts voor medicatie, sondage
  • GVO
  • Aanleggen vochtbalans
57
Q

Wat zijn verpleegkundige evaluaties bij retentie?

A
  • Via vochtbalans
  • Frequentie & hoeveelheid/keer
  • Resultaten op trucjes rapporteren
  • Privacymaatregelen rapporteren
58
Q

Wat is incontinentie?

Oorzaken?

A

Onvermogen om urine of feces op te houden .

Ouderdom, ziekte, ongeluk, operatie, partus

59
Q

Wat zijn de meest voorkomende vormen van incontinentie?

A
  • Stressincontinentie
  • Urge-incontinentie
  • Druppel/overloop incontinentie
  • Incontinentie voor neurologische stoornissen
  • Incontinentia paradoxia
  • Incontinentie door psychische oorzaken
60
Q

Wat is stressincontinentie?

A
  • Persen, lachen, tillen, springen, traplopen…
  • Enkele druppels
  • Verslapping BBS
61
Q

Wat is urge-incontinentie?

A
  • Meestal oudere vrouwen
  • Signaal voor aandrang komt te laat > niet op tijd op toilet
  • grote hoeveelheid
62
Q

Wat is druppel/overloop incontinentie?

A

Langdurig nadruppelen na mictie. Mogelijke oorzaken:
- Vooral oudere mannen: prostaatproblemen
- Blaasverzakking/vergrote uterus bij vrouwen
- Afsluitmechanisme van blaas werkt niet goed

63
Q

Wat is incontinentie tgv neurologische stoornissen?

A

Geen controle over sluitspieren: voortdurende incontinentie

Bij verlamde ZV

64
Q

Welke psychische oorzaak kan incontinentie hebben?

A

Dementie

65
Q

Welke verpleegproblemen bij incontinentie?

A
  • Schaamte, geen zelfrespect, vernedering
  • Kinds, onvolwaardig voelen
  • Relatiestoornissen
  • Sociaal isolement
  • Urineweginfecties
  • Vaginale schimmelinfecties
  • Uitdroging
66
Q

Welke verpleegdoelen bij incontinentie?

A
  • ZV heeft gevoel geholpen te worden
  • Juiste hulpmiddelen en materialen gebruiken
  • ZV handhaaft sociaal contact
  • Intacte huid
  • Geen urineweginfecties/schimmelinfecties
67
Q

Welke verpleegkundige interventies bij incontinentie?

A
  • Observeren en rapporteren
  • Urine opvangen voor onderzoek
  • Begrip tonen voor gevoelens
  • Klachten serieus nemen
  • Hulpmiddelen aanbieden
  • Praktische tips
  • GVO
  • Blaas-toilettraining
68
Q

Wat zijn de voordelen van steriele urinestaalafname adhv midstream?

A

+ Geen technische manipulaties
+ Geen gevaar voor opstijgende infecties
+ Geen gevaar voor trauma’s

69
Q

Wat zijn de nadelen van steriele urinestaalafname adhv midstream?

A

– Niet zo eenvoudig
– Niet bij demente of bewusteloze zv
– Moeilijk bij zwaarlijvige zv
– Vaak vals positieve resultaten door bijbesmetting

70
Q

Er is vaak sprake van bijbesmetting in een urinestaal. Hoe verklaar je dat?

A
  • Pubishaar
  • Bacteriën van onder voorhuid, vulva, vaginaal secreet
  • Bacteriën van handen, huid, kleding
71
Q

Welke manieren voor urine staalafname zijn er?

A
  1. Geconcentreerde ochtendurine
  2. Midstream
  3. Verblijfskatheter
  4. Gesondeerd
  5. Gepuncteerd
  6. 24-uur collecte
72
Q

Wat is het nut van urine-onderzoek?

A

Er kan vastgesteld worden welke schadelijke stoffen aanwezig zijn en in welke hoeveelheid.
Niet-invasieve wijze om te screenen op aandoeningen thv nieren

73
Q

Welke verschillende urine-onderzoeken zijn er?

A
  1. Urinestrip
  2. Microscopisch onderzoek op sediment
74
Q

Wanneer wordt een urinestrip gebruikt?

A

Als er enkel nood is aan het aantonen van de aanwezigheid van bepaalde stoffen. Een kleurindicator geeft de aanwezigheid aan.

75
Q

Waar moet je zeker rekening mee houden bij het gebruik van teststrips?

A
  • Verse, homogene urine gebruiken
  • Ochtendurine gebruiken
  • Droog/zuiver recipiënt gebruiken
  • Rekening houden met contaminatie (vaginaal/urethraal verlies)
  • Glucosetest: niet in aanraking laten komen met papier
  • Aflezen bij goede verlichting
76
Q

Hoe moet je urine bewaren? Wat als je dat verkeerd doet?

A

Meteen bij 4-8°C bewaren

Verkeerd:
- Invloed op test
- Toename pH
- Daling glucose
- Daling ketonen

77
Q

Wat als een teststrip positief test op erytrocyten? Wanneer zien we dit?

A

Sediment beoordeling uitvoeren

  • Niercarcinoom
  • Nefritis
  • UTI
  • Blaas-en nierstenen
  • Antistollingstherapie
78
Q

Wanneer zien we positieve teststrips op bilirubine?

A
  • Hepatitis A en B
  • Leverlijden
  • icterus
79
Q

Wanneer zien we positieve teststrips op eiwit?

Welk eiwit meestal?

A
  • Zwangerschap (licht)
  • Zwangerschapshypertensie (sterk)
  • Koorts, intensieve inspanning
  • Diabetes

Albumine

80
Q

Wanneer zien we positieve teststrips op glucose?

A
  • Diabetes
  • Zwangerschapsdiabetes
  • Bepaalde leverstoornissen
  • Medicatiegebruik: vit c, aspirine, penicilline
81
Q

Wanneer zien we positieve teststrips op ketonen?

A
  • Sterk ontregelde diabetes
  • Sterk vasten
  • Zware lichamelijke inspanning
  • Eclampsie
  • Hyperthyreoïdie
  • Koorts
  • Pasgeborenen: metabole vetstofwisselingsstoornis, renale tubulaire acidose
82
Q

Wanneer zien we positieve teststrips op leukocyten?

A
  • Bacteriële urineweginfectie
  • Urinewegobstructie
  • Steen
  • Cystennieren
  • Glomerulonefritis
  • Niertuberculose
  • Vaginale contaminatie
83
Q

Wanneer zien we positieve teststrips op nitriet?

A

Bij bacteriële urineweginfectie.

Pas op: afwezigheid van nitriet sluit bacteriële urineweginfectie echter niet uit!

84
Q

Wanneer zien we positieve teststrips op pH?
Welke waarden zijn dat? En normaal?

A

Normaal 5-7.
Positief: 8

  • HCL-verlies in de maag
  • Urinaire infectie
  • Aanwezigheid van bacteriën
85
Q

Wat is een urinesediment? Hoe verkrijg je dat?

A

Het bezinksel/neerslag van urine.

Centrifugeren (15ml, 10min, 3000toeren/min) in conische reageerbuis.
Sediment wordt onder microscoop onderzocht.

86
Q

Wat zal microscopisch onderzocht worden na een positieve teststrip op erytrocyten?

A

De vorm van de erytrocyten.
Dysmorfe erytrocyten = hematurie van renale oorsprong (niet urologisch)

87
Q

Microscopisch onderzoek op urinesediment. Je merkt leukocyten en bacteriën op. Waarop wijst dit?

A

UTI
Urinary tract infection

88
Q

Microscopisch onderzoek op urinesediment. Wat als je epitheelcellen opmerkt?

A

Morfologisch onderzoek is aangewezen om de plaats van herkomst aan te wijzen. Die varieert volgens anatomische oorsprong.

89
Q

Microscopisch onderzoek op urinesediment. Wat als je micro-organismen opmerkt?

A

Ze worden op cultuur gebracht om te kunnen identificeren.