2. Bronnen van het recht Flashcards

1
Q

Van waar komt het idee van de trias politica

A
  • ideeën van Montesquieu (Frans verlichtingsfilosoof, 18de eeuw)
  • over de inrichting van de staat
    1) wetgevende macht (parlement)
    2) uitvoerende macht (regering)
    3) rechterlijke macht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk voorstel deed NV-A met betrekking tot de uitwijzingen van vluchtelingen en wat is het probleem van dit voorstel

A
  • voorstel: In een aantal gevallen als een rechtbank een uitspraak doet, zou dit ongedaan gemaakt kunnen worden door een tweederdemeerderheid van de wetgevende macht

–> dit zou een verandering zijn in de grondwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe zit de structuur van België in elkaar

A
  • België is een federaal land
  • heeft 3 gemeenschappen (focus op wie mensen zijn)
  • heeft 3 gewesten (focus op waar mensen wonen)
  • er is wat overlap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe zit het met het tweekamerstelsel in België

A
  • tweekamerstelsel in België ingevoerd bij het ontstaan van België
  • Senaat bestaat nog steeds, maar macht is zeer afgezwakt en hebben bijna tot geen wetgevende macht meer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 3 gemeenschappen en waar ligt de focus

A

– focus op wie mensen zijn
vb. cultuur, onderwijs, sport, welzijn, …

1) Vlaamse Gemeenschap
2) Franse Gemeenschap
3) Duitstalige Gemeenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 3 gewesten en waar ligt de focus

A

– focus op waar mensen wonen
vb. ruimtelijke ordening, stedenbouw, openbare werken, vervoer, …

1) Vlaams Gewest
2) Waals Gewest
3) Brussels Hoofdstedelijk Gewest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef 2 voorbeelden van overlap in België

A
  • Brusselaars wonen het Brussel Hoofdstedelijk Gewest, maar maken deel uit van de Vlaamse of de Franse Gemeenschap
  • Duitstaligen maken deel uit van de Duitstalige Gemeenschap, maar wonen in het Waals Gewest.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is er zo opvallend aan de staatstructuur (wat mag je niet verwarren)

A

3 gemeenschappen (met eigen parlement en regering) + 3 gewesten (met eigen parlement en regering)
≠ 6 parlementen (en regeringen)

–> Vlaamse Gemeenschap en Vlaams Gewest zijn samengevoegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de WM en de UM in het Vlaams Gewest en Vlaamse Gemeenschap

A
  • WM = Vlaams parlement
  • UM= Vlaamse regering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de WM en de UM in het Waals Gewest

A
  • WM = Waals parlement
  • UM = Waalse regering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de WM en de UM in de Franse Gemeenschap

A
  • WM = parlement van de Franse Gemeenschap
  • UM = regering van de Franse Gemeenschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de WM en de UM in de Duitstalige Gemeenschap

A
  • WM = parlement van de Duitstalige Gemeenschap
  • UM = regering van de Duitstalige Gemeenschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is er zo speciaal aan de bevoegdheid van het kindergeld

A
  • kindergeld is overgeheveld van het federale niveau naar de gemeenschappen
  • MAAR in Brussel regelt de GGC het kindergeld in Brussel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de WM en de UM in het Brussel Hoofdstedelijk Gewest

A
  • WM = Brussels parlement
  • UM = Brusselse regering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de gemeenschapsbevoegdheden in Brussel

A
  • WM = Raad van de VGC, COCOF, GGC
  • UM = College van de VGC, COCOF, GGC
  • VGC (Vlaamse Gemeenschapscommissie)
    = de Nederlandstalige Brusselse parlementsleden
  • COCOF (Commission communautaire française)
    = de Franstalige Brusselse parlementsleden
  • GGC (Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie)
    = alle Brusselse parlementsleden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 2 parlementen zijn er dan nog

A
  • federaal parlement (+ regering)
    1) Kamer van Volksvertegenwoordigers
    2) Senaat
  • Europees parlement
17
Q

Wat is de grondwet

A
  • eerste tekst op 7 februari 1831
  • beschrijft organisatie van de (federale) staat
  • waarborgt grondrechten (bv. meningsuiting)
  • herziening = ingewikkelde procedure
18
Q

Hoe verloopt een herziening van de Grondwet

A
  • Kamer, Senaat en Koning (regering) maken lijst met artikels die in aanmerking komen (gewone meerderheid)
  • lijst komt in het Belgisch Staatsblad en er volgen verkiezingen
  • nieuwe Kamer en Senaat kunnen artikels herzien (tweederdemeerderheid)
19
Q

Hoe komt een wet tot stand

A
  • wordt goedgekeurd in de Kamer van Volksvertegenwoordigers
  • de Senaat keurt geen wetten meer goed, behalve bij grondwetswijziging, staatshervormingen, …

1) initiatief van een parlementslid = wetsvoorstel
2) initiatief van de regering = wetsontwerp

  • procedure ligt vast
20
Q

Wat is de specifieke procedure voor een nieuwe wet

A
  • advies Raad van State
  • behandeling en stemming in commissie
  • behandeling (eventueel amendementen) en stemming in plenaire kamer
  • bekrachtiging door Koning
  • publicatie in Belgische Staatsblad
21
Q

Wat was er zo speciaal aan de invoering van de abortuswet

A
  • is ondertekend zonder de bekrachtiging van de koning (toenmalige koning Boudewijn)
  • de verenigde kamers ondertekende de wet in zijn plaats en publiceerden het in het Staatsblad
22
Q

Wat is een koninklijk besluit (KB)

A
  • uitgevaardigd door de Koning (de regering dus)
  • preciseert de uitvoering van een (bestaande) wet
  • uitzonderlijk gebruikt als volmacht voor de regering (bv. corona)
23
Q

Wat is een ministerieel besluit (MB)

A
  • uitgevaardigd door een minister
  • preciseert ook de uitvoering van een (bestaande) wet
    (maar zonder de handtekening van de Koning)
  • soms gecontesteerd/tegengesproken (bv. corona)
24
Q

Waar worden decreten gestemd + naam v initiatieven

A
  • decreten worden gestemd in
    1) het Vlaams parlement
    2) het Waals parlement
    3) het Franse gemeenschapsparlement
    4) het Duitstalige gemeenschapsparlement
  • initiatief van een parlementslid = voorstel van decreet
  • initiatief van de regering = ontwerp van decreet
  • eerst in parlementscommissie, dan plenair
25
Q

Waar worden ordonnanties gestemd + naam v initiatieven

A
  • ordonnanties worden gestemd in
    1) het Brussels parlement
    2) de COCOF (Commission communautaire française)
  • initiatief van een parlementslid = voorstel van ordonnantie
  • initiatief van de regering = ontwerp van ordonnantie
  • eerst in parlementscommissie, dan plenair
26
Q

Waar worden verordeningen gestemd + naam v initiatieven

A
  • verordeningen worden gestemd in
    1) de VGC (Vlaamse Gemeenschapscommissie)
  • initiatief van een raadslid = voorstel van verordening
  • initiatief van het college = ontwerp van verordening
  • eerst in parlementscommissie, dan plenair
27
Q

Wat is een besluit van een gewest- of gemeenschapregering

A

vb. “besluit van de Vlaamse regering”
- voert een decreet of ordonnantie uit (cfr. een KB of MB voor een wet)

28
Q

Wat houden internationale bronnen ‘verdragen en internationale organisaties’ in

A
  • een verdrag tussen twee landen is bindend voor beide
  • België maakt deel uit van de Europese Unie en moet dus Europese regels volgen (EU-verdrag)
29
Q

Geef een voorbeeld van internationale verdragen die tussen 2 landen bindend zijn

A
  • belastingverdrag tussen België en Nederland = grensarbeiders betalen belastingen waar ze tewerkgesteld zijn
30
Q

Geef een voorbeeld en een probleem die uit het EU-verdrag voortkomen

A
  • Vanaf 2035 mogen er in de EU geen wagens met verbrandingsmotors meer verkocht worden
  • probleem van Noord-Ierland : maakt deel uit van VK maar ligt op het Ierse schiereiland dat deel is van de EU
    –> opgelost door groene (zonder controle EU) en rode wegen (met controle EU)
31
Q

Wat is rechtspraak

A

= eerdere beslissingen van rechtscolleges

  • rechters X en Y hebben in eerdere zaken zus of zo beslist
  • rechtspraak is niet juridisch bindend
32
Q

Wat zijn rechtsbeginselen

A

= fundamentele opvattingen die als evident beschouwd worden
vb. eerbiedigen van het recht op verdediging
vb. het principe van de goede trouw
vb. de niet-terugwerkende kracht van een wet