動詞2 Flashcards

1
Q

to preserve

A

behouden

behoud(t), behield(en), behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

to reach

A

bereiken

bereik(t), bereikte(n), bereikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

to protect

A

beschermen

bescherm(t), beschermde(n), beschermd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

to freeze

to get frozen

A

bevriezen
bevries(t), bevroor, bevroren, bevroren
vriezen
vries(t), vroor, vroren, gevroren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

to wish

A

wensen

wens(t), wenste(n), gewenst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

to consider

A

beschouwen
beschouw(t), beschouwde(n), beschouwd
*to consider as = beschouwen als

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

to decide

一般的な「決定」

A

besluiten
besluit, besloot, besloten, besloten
*decide to V + O = besluiten om O te V

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

to decide

最初は意見の一致しない人達が、協議した結果「同意」となる時

A

beslissen

beslis(t), besliste(n), beslisten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

to believe

A

geloven

geloof(t), geloofde(n), geloofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

to play (instrument)

A

bespelen

bespeel(t), bespeelde(n), bespeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

to save - 何かが、節約する

to save - 人が、節約する

A
besparen - RV
bespaar(t), bespaarde(n), bespaard
sparen
spaar(t), spaarde(n), gespaard
*人を助ける、の to save = to rescure = redden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

to exit

A

bestaan

besta, bestaat, bestond(en), bestonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

to order

A

bestellen
bestel(t), bestelde(n), besteld
*stellen = to ask

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

to give birth (2)

人間と、動物とで2語ある

A
bevallen
beval(t), beviel(en), bevallen
*人間
baren
baar(t), baarde(n), gebaard
*動物
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

to contain

A

bevatten

bevat, bevatte(n), bevat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

to command, to order

A

bevelen
beveel(t), beval, bevalen, bevolen
*aanbevelen = to reccomend to

17
Q

to shake

A

beven

beef(t), beefde(n), gebeefd

18
Q

to confirm

A

bevestigen

bevestig(t), bevestigde(n), bevestigd

19
Q

to close

A

sluiten
sluit, sloot, sloten
*de sloot = the pond

20
Q

to open

一般的に使う

A

openen
open(t), opende(n), geopend
*ジッパー付いてるものならopenen

21
Q

to open
closedされている物に対して使う
(boxes, bags, rapped gifts etc.)

A

openmaken

22
Q

to send

A

sturen

stuur(t), stuurde(n), gestuurd

23
Q

to set free

to liberate

A

bevrijden

bevrijd(t), bevrijdde(n), bevrijd

24
Q

to keep
誰かの為にとっておく
後でにとっておく

A

bewaren

bewaar(t), bewaarde(n), bewaard

25
Q
to move (motion)
to exercise
A

bewegen
beweeg(t), bewoog, bewogen, bewogen
*「引っ越し」の意味ではないので注意

26
Q

to claim

A

beweren

beweer(t), beweerde(n), beweerd

27
Q

to heal

A

genezen

genees(t), genas, genazen, genezen

28
Q
to cut (by a knife or a sharp object)
半分にガシっと切る
A

snijden
snijd(t), sneed, sneden, gesneden
*(調整の為に)ちょっと切る = bijsnijden
*皮を剥く = schillen

29
Q

to become friends (2)

A

vrienden worden
bevrienden
bevriend(t), bevriendde(n), bevriend

30
Q

to get ready

to get dressed

A

aankleden - RV
kleed(t) aan, kleedde(n) aan, aangekleed
→Ik kleed me straks aan.

31
Q

to be on the way to

A

zijn onderweg naar

→Ik ben onderweg naar een ziekenhuis.

32
Q

to be ready to leave/ go

A

zijn klaar om weg te gaan

33
Q

to look at (shops) (3)

A

bekijken
kijken naar
kijken in

34
Q

to be aware of + O

A
zijn + zich + O + van bewust
RV
*Oが既出の事についてなら、daar。
somethingなら、ergens。
nothingなら、nergens。
→Ik ben me daar van bewust.
Hij zijn zich nergens van bewust.
(= He is not aware of anything.)