覚える! Flashcards

Words I need to learn asap

1
Q

adj

separate

A

afzonderlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

id/ v

to agree with

A

akkoord gaan met

Ik ga akkoord met jouw idee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

adj
general

id/ adv
in general (generally),
in most cases
A

algemeen

over het algemeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

adj

except

A

behalve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

id/ n
違う人
違うこと (2)

A

iemand anders

iets anders, wat anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

adj/ adv
anxious
anxiously

A

angstig

Tegenwoordig ben ik een beetje angstig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

id/ v

to look forward (3)

A

hebben er zin in + (om O te) V
ernaar uitzien + om O te V
ernaar uitkijken + om O te V

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

id/ v
~が好き(~したい)
~の方が好き(~の方がしたい)
~が一番好き(~を一番したい)

A

S + V + graag + O
S + V + liever + O
S + V + het liefst + O

Ik kook graag een gebakje.
Ik neem liever koffie.
Hij rijdt het liefst in die rode auto.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

id

There are/ is (3)

A

Er zijn/ is
Daar staan/ staat
Daar liggen/ ligt

*zijn is was waren ‘zijn’ geweest
staan sta staat stond stonden gestaan
liggen lig ligt lag lagen gelegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

adv
upstairs
downstairs

A

boven

beneden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

adj
top
bottom (the lowest)

A

bovenste

onderste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

adv
above
below

upstairs
downstairs

A

boven
onderstaande
(*onder = under)

boven
beneden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
id
in case (of)
A

in het geval
*動文末

Ik geef je mijn telefoonnummer voor het geval je met me wilt praten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

adv
about,
approximately

A

ongeveer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

cj

when/ then (2) - past tense and future tense

A

toen

dan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

adv
however,
though

A

echter

17
Q

adv
maybe,
perhaps,
possibly

probably

A

mogelijk

waarschijnlijk

18
Q

adv/ id

most of the time

A

meestal

19
Q

adv/ id

at least

A

minstens

20
Q

adv/ id

on top of that

A

bovendien

21
Q

cj
when S + V, …
… when S + V.

A

als

-> Als mensen moe zijn, kunnen ze eerder een ongeluk krijgen krijgen.

22
Q

adv/ id

more and more/ increasingly (2)

A

steeds meer,

steeds vaker

23
Q
id
only
(e.g. only 3 hours to sleep)
still
(e.g. still have time for my hobby)
A

nog maar
-> Hij ziet zijn kind nog maar 2 uur per week.
nog wel
-> Ik heb nog wel tijd voor spelen piano.