1b rex-ripa Flashcards
1
Q
rex
A
regis, koning
zelfstandig naamwoord
2
Q
geminus
A
gemina, geminum
tweeling
zelfstandig naamwoord
3
Q
frater
A
fratris, broer
zelfstandig naamwoord
4
Q
occidere
A
occido,
doden, vermoorden
werkwoord
5
Q
velle
A
volo, willen
werkwoord
6
Q
vult
A
(hij/zij/het) wil
werkwoord
7
Q
iubere
A
iubeo, bevelen
werkwoord
8
Q
-que
A
en
voegwoord
9
Q
atque
A
en,
voegwoord
10
Q
in
PS: nummer 1
A
+ accusatief,
naar, tot in, in
11
Q
in
PS: nummer 2
A
+ ablatief,
in, op tijdens
voorzetsel
12
Q
collis
A
collis, heuvel
zelfstandig naamwoord
voorzetsel
13
Q
et
A
en
voegwoord
14
Q
praeter
A
+ acc.
langs, behalve
voorzetsel
15
Q
ripa
A
ripae, oever
zelfstandig naamwoord