1a manere - flos Flashcards
1
Q
manere, maneo
A
blijven, wachten
2
Q
inter (+ accusatief)
A
tussen, tijdens
3
Q
arma, armorum
A
wapens, oorlog
4
Q
lex, legis
A
wet
5
Q
ad (+ accusatief)
A
naar, tot bij, bij, hier, tegen
6
Q
mater, matris (vr.)
A
moeder
7
Q
studium, studii
A
interesse, enthousiasme, studie
8
Q
mens, mentis
A
geest, verstand
9
Q
sanus, sana, sanum
A
gezond
10
Q
in (+ ablatief)
A
in, op, tijdens
11
Q
corpus, corporis
A
lichaam
12
Q
errare, erro
A
zwerven, zich vergissen
13
Q
humanus, humana, humanum
A
menselijk
14
Q
roma, romae
A
Rome
15
Q
durus, dura, durum
A
hard, streng