1B. Belangrijke thema's en begrippen bij veroudering Flashcards

1
Q

Modellen van ontwikkeling: nature versus nurture (3)

A

Veroudering stoelt op de principes van de ontwikkelingspsychologie
Nu vaak: ‘Developmental Science’
Naast het psychologische, ook het sociale en biologische perspectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nature-nurture debat

A

Nature:
- Gesell: het maturatieproces/ontwikkelingsproces ligt volledig vast in de genetica van de persoon (ouders kunnen praktisch niets beïnvloeden)

Nurture:
- John B Watson: de ontwikkeling wordt volledig beïnvloed door de omgeving die de ouders scheppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nature-nurture in wisselwerking: organismic model (5)

A

Nature bepaalt de ontwikkeling
Genetische predisposities bepalen verandering
Verandering gebeurt in trappen/fasen

–> alles wat in je genetica staat, bepaalt de manier waarop mensen gaan veranderen, ouder worden
–> kritieke fasen voor bijvoorbeeld taal = 8 jaar, fasen of trappen hangen dan vast aan een bepaalde leeftijdsrange

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Nature-nurture in wisselwerking: mechanismic model (5)

A

Nurture bepaalt de ontwikkeling
Externe ervaringen bepalen verandering en ontwikkeling
Blootstelling aan ervaringen gebeurt continu

–> leerervaringen die iemand heeft gedurende zijn leven zijn van belang
–> ontwikkeling gebeurt continu en geleidelijk aan, omdat de blootstelling ook geleidelijk gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nature en nurture in wisselwerking: interactionistisch model (5)

A

Nature en nurture: complex samenspel van genen en omgevingservaringen
Niche-picking
Reciprociteit

–> niche-picking: beïnvloeding van genen en omgeving: mensen worden geboren met bepaalde aanleg (bv voor ballet want goede genetische aanleg) + het gegeven van in te spelen om de genetische aanleg –> zorgt ervoor dat iemand met de genetische aanleg voor X, het beter gaat doen in X dan iemand zonder de genetische aanleg

–> reciprociteit: we worden allemaal beïnvloed door de omgeving, ervaringen, maar we gaan ook de omgeving beïnvloeden, alsook de levensloop of ontwikkeling van de medemens en vice versa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Benaderingen van het verouderingsproces (3)

A

Biologische theorieën

Psychologische theorieën

Socioculturele theorieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Biologische theorieën: achtergrond (3)

A

Waarom worden we oud en sterven we? Omdat organismen zijn geprogrammeerd om te overleven tot ze seksuele maturiteit hebben bereikt

Genoom –> chromosomen –> DNA –> genen –> eiwitten produceren (mutaties kunnen in eiwitten voorkomen)

Het optreden van ziekten hangt niet enkel af van genen of mutaties, ook van omgevingsinvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Biologische theorieën: geprogrammeerde verouderingstheorieën

A

Veroudering en dood zijn geprogrammeerd in de hardware van een organisme

Gompertz functie = formule om de relatie tussen leeftijd en de waarschijnlijkheid om dood te gaan aan te tonen

Principe van replicatieve senescence = het verlies van de vaardigheid van cellen om zichzelf te blijven delen (oorzaak: telomeren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Biologische theorieën: geprogrammeerde verouderingstheorieën: telomeren (4)

A

Hebben beschermfunctie: beschermen chromosoom tegen afsterven

Door telomeren te meten kan je voorspellen hoe oud iemand zal worden

Telomeren hebben een bepaalde lengte, bij elke celdeling gaan ze korter worden, tot wanneer ze het chromosoom niet meer kunnen beschermen, en het chromosoom gaat afsterven

Lengte van telomeren wordt ook wel beïnvloed door omgevingsfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Biologische theorieën: random error theorieën (5)

A

Veroudering reflecteert ongeplande veranderingen in een organisme over tijd

Cross-linking theorie: schadelijke wijzigingen in collageen ter gevolge van ladders van aminozuren
–> collageen: belangrijk voor huid, functioneren van gewrichten –> collageenmolecule wordt heel rigide en gaat krimpen

Vrije radicalen theorie: doel van vrij radicaal is zich binden aan een ander molecule, zodanig dat die molecule haar functie verliest
–> wijzigingen die ontstaan door blootstelling aan zuurstof, middel tegen vrije radicalen = antioxidanten

Auto-immune theorie
–> lichaam gaat virussen en bacteriën aanvallen, maar ook zichzelf en het eigen lichaam

Error catastrophe theorie
–> bepaalde fouten, mutaties in mitochondriale DNA waardoor verouderingsproces veel sneller gaat verlopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Psychologische theorieën (3)

A

Psychosociale theorie van Erikson

Cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget

Identity Proces Theory van Whitbourne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Psychologische theorieën: psychosociale theorie van Erikson (2)

A

Ego of het zelf ontwikkelt zich door 8 fasen:
- elke fase bestaat uit een crisis of conflict
- ontwikkeling kan pas verder gaan indien conflict positief werd opgelost
- epigenetische matrix: elke fase vloeit voort uit de vorige fase volgens een vastgelegd patroon)

Belangrijke fasen in volwassenheid:
- identiteit vs identiteitsverwarring
- intimiteit vs isolatie
- generativiteit vs stagnatie
- ego integriteit vs wanhoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Psychologische theorieën: Cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget (3)

A

2 manieren waarop mensen omgaan met nieuwe ervaringen:
- assimilatie (inpassing in schema’s)
- accommodatie (aanpassing van schema’s)

Assimilatie: je denkt dat alle vogels duiven zijn, en je ziet een kraai: kraai inpassen in het schema dat je hebt over vogels als duiven

Accommodatie: je denkt dat alle vogels duiven zijn, en je ziet een kraai: je kan je schema aanpassen en weten dat er twee soorten vogels zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Psychologische theorieën: Identity Proces Theory van Whitbourne (2)

A

Persoonlijke identiteit: van nature uit heeft iedereen een positief beeld over zichzelf

Drempels: 3 manieren om hiermee om te gaan:
- Identity accommodatie
- Identity assimilatie
- Identity balans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Socioculturele benadering: Ecologisch perspectief van Bronfenbrenner (2)

A

Er zijn verschillende levels binnen de omgeving die interageren met individuele veranderingsprocessen
De level met de grootste impact op iemands persoonlijke leven ligt binnen de proximale relaties in de onmiddellijke omgeving van de persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Levenskoersperspectief: Sociale rollen in de maatschappij (3)

A

Disengagement theorie:
- Van nature uit trekken ouderen zich weg uit het sociale leven

Activity theorie:
- Van nature uit willen ouderen hun activiteit en sociale rollen blijven behouden

Continuïteitstheorie:
- Of men zich wil terugtrekken of juist actief wil blijven, hangt af van de persoonlijkheid van de persoon

17
Q

Levenskoersperspectief: Ageisme (4)

A

Stereotiep idee dat men heeft van de groep ouderen (ervan uitgaan dat ouderen allemaal dezelfde persoonlijkheid en kenmerken hebben)

Multiple jeopardy hypothese:
- Personen die tot verschillende minderheidsgroepen behoren, hebben meerdere kansen op discriminatie

Age as leveler view:
- Met het ouder worden verdwijnen de andere ‘ismes’

Inoculatie hypothese:
- Minderheidsgroepen zijn immuun voor de effecten van ageisme (zekere mate van tolerantie)

18
Q

Levenskoersperspectief: Sociale klok (2)

A

Volgens de normen heeft men verwachtingen over de leeftijd waarop belangrijke gebeurtenissen zich zouden moeten voordoen

Je moet echter niet leven volgens de kalender :)