1A8 HC 4 nierfunctie Flashcards
1
Q
noem de drie soorten osmolaliteit
A
isotone oplossing –> concentratie gelijk
hypertoon –> de oplossing met de hoogste osmolariteit
hypotoon –> oplossing met de laagste osmolariteit
2
Q
noem de twee verschillende nefronen
A
corticale nefronen –> lopen met het nierlichaampje in de cortex en de lis van Henle tot net in de medulla
juxtamedullaire nefronen –>die met de leus van Henle zeer diep het merg inlopen
3
Q
waaruit bestaat de lis van Henle
A
tumulus descendens –> enkel uittreden water
tubulus ascendens –> geen water maar zouten uitwisseling
4
Q
belangrijkste hormonen bijnier
A
- EPO
- renine-angiotensine-aldosterione