1A7 HC 6; fysiologie van de ademhaling Flashcards
verstoringen ademhaling
dyspneu –> ademnood
apneu –> ademstilstand
cheyne stokes –> snel ademen daarna niks
apneusis –> lang diep in, snel kort uit
eerste stappen luchtweg
lucht wordt aangezogen door neus en mond, hier word het bevochtigd, verwarmt en grote stofdeeltje eruitgehaald
twee fase ademhaling
inspiratie –> aanspannen spieren vergroot inhoud, inademen
expiratie –> ontspannen spieren verkleint inhoud, uitademen
Partiële druk
bijdrage van een bepaalde stof aan de totale druk —> verschil in deze druk geeft diffusie
waar zitten sensoren ademhaling
in de bloedbaan en in de pons (centraal ademhalingscentrum)
bloedbaan
- in bronchiën en arteriën sensoren die Po2 en PCO2 meten
- in de medulla zitten inspiratie en expiratie kernen (autonoom)
- in pon zitten vrijwillige kernen
verschillende sensorere
perifere chemosensoren –> aortaboog (vagus) en a. carotis communis (glossopharyngeus) meten vooral PO2
centrale chemosenoren –> in hersenstam en meten vooral PCO2
mechanoreceptoren zitten in de longen en luchtwegen
spierspeeltjes in de tussenribspeiren en diafragma