1A2 - W1 - HC4 Bloed en bloedcellen Flashcards

1
Q

Wat is de functie van bloed?

A

Het transporteren van moleculen en cellen ten behoeven van homeostase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de verschillende soorten bloedvaten?

A

Arteriën, Venen en Capillairen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de 2 belangrijkste bloedcomponenten?

A

Bloedplasma en Bloedcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is serum?

A

Bloedplasma zonder stollingsfactoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is hematocriet?

A

De hoeveelheid rode bloedcellen in het bloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van het ronde oppervlak van erytrocyten?

A

Bevordert efficiëntie van stofuitwisseling en zorgt voor functionele rangschikking in de capillairen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de zuurstof bindende stof in erytrocyten?

A

Hemoglobine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke bloedgroep is een universele donor?

A

Bloedgroep O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke bloedgroep is een universele recipiënt?

A

Bloedgroep AB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wordt er tijden een bloedtransplantatie aan een patient gegeven?

A

Alleen erytrocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn leukocyten?

A

Witte bloedcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 5 soorten leukocyten zijn er?

A

Neutrofiele granulocyten, Eosinofiele granulocyten, Basofiele granulocyten, Lymfocyten en Monocyten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uit welke soort cel ontstaan trombocyten?

A

Megakaryocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waaruit bestaat de stollingscascade?

A

Protrombine wordt omgezet in trombine. Deze stollingscascade zorgt ervoor dat fibrinogeen wordt omgezet in fibrine.

Dus: protrombine –> trombine –> fibrinogeen –> fibrine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Door middel van welke deeltjes dood een neutrofiele granulocyt bacteriën?

A

Collagenase, lysozym en lactoferrine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In welke 2 vormen kunnen monocyten aanwezig zijn?

A

Macrofagen en Dendritische cellen

17
Q

Waar spelen dendritische cellen een rol bij?

A

Bij de stimulatie van naïeve T-cellen en immuun regulatie.

18
Q

Wat zijn de 4 basiscomponenten van bindweefsel die te vinden zijn in bloed?

A

Cellen: Trombocyten, leukocyten en erytrocyten
Vezels: Fibrinogeen
Amorfe tussenstof: Eiwitten + Stollingsfactoren
Weefselvloeistof: Plasma

19
Q

Welk proces gebeurt er in de thymus?

A

Het controleren van de HLA van T-cellen

20
Q

Waar worden bloedcellen geproduceerd in de prenatale fase?

A

De dooierzak

21
Q

Wat is de gemiddelde levensduur van een erytrocyt?

A

120 dagen

22
Q

Waardoor hebben hematopoietische stamcellen een hoge delingscapaciteit?

A

Door pluripotentie

23
Q

Hoe heet het ziektebeeld waar er sprake is van kwaadaardige ontsporing van bloedcelvorming?

A

Leukemie