1.6 Flashcards
1
Q
bestuiving
A
stuifmeel van een meeldraad komt op een stempel van een bloem (van dezelfde plantensoort)
2
Q
kruisbestuiving
A
stuifmeel van een meeldraad komt op de stempel van een bloem van een andere plant (van dezelfde plantensoort)
3
Q
zelfbestuiving
A
stuifmeel van een meeldraad komt op de stempel van dezelfde plant
4
Q
manier voor bestuiving
A
door insecten of de wind
5
Q
insectenbloemen
A
- de bloemen zijn meestal groot.
- de kroonbladeren zijn meestal opvallend gekleurd.
- de bloemen geuren.
-de bloemen hebben nectar. - de stuifmeel zijn ruw en kleverig.
- de meeldraden produceren in verhouding weinig stuifmeelkorrels.
- de helmknoppen en stempels zitten binnen de bloem
- de stempels zijn meestal klein
6
Q
windbloemen
A
- de bloemen zijn meestal klein.
- de kroonbladeren zijn meestal groen.
- de bloemen geuren niet.
- de bloemen hebben geen nectar.
- de stuifmeelkorrels zijn licht en glad.
- de meeldraden produceren heel veel stuifmeelkorrels.
- de helmknoppen en stempels steken buiten de bloem uit.
- de stempels zijn groot en veervormig.