1.1 - 1.3 Flashcards
1.1
a Leg Descartes’ twijfel-argument voor substantiedualisme kort uit.
Substantiedualisme: lichaam en ziel zijn twee aparte substanties. Al zijn ze niet werkelijk/letterlijk gescheiden van elkaar: continue interactie tussen lichaam en ziel. Bijvoorbeeld perceptie: begint met lichamelijke processen (zintuigen) en resulteert in ervaring in bewustzijn en daarna lichamelijke actie. In het dagelijks leven lichaam en ziel een eenheid: mens. Maar lichaam en ziel kunnen ook twee aparte entiteiten zijn als je slaapt bijvoorbeeld.
Descartes: Ziel neemt geen ruimte in: geen extensie, dat hebben alleen materiele dingen. De essentie van de immateriële ziel is denken. (alle processen in het bewustzijn)
Twijfelargument: zoeken naar fundamentele wetenschappelijke kennis: substantie dualisme. Zou alleen moeten bestaan uit kennis die niet betwijfelbaar is. Alles dus radicaal betwijfelen tot je iets tegenkomt dat je niet kan betwijfelen. Je kunt de buitenwereld betwijfelen en zelfs onze eigen lichamen. Het is logisch mogelijk dat alles dat bestaat onze ervaring is van de wereld en onze lichamen, maar niet die dingen zelf. Het enige dat je niet kan betwijfelen is dat er iets of iemand nu aan het betwijfelen is. Twijfel is een vorm van denken dus: ik denk dus ik besta. (cogito ergo sum) Ik is en denkend ding.
Descartes ging er vanuit dat materiele substanties niet kunnen denken, niet beredeneren en niet bewustzijn. Leibniz: x = y als x en y dezelfde eigenschappen delen. We kunnen het bestaan van onze lichamen en hersenen betwijfelen maar niet ons eigen bestaan als denkende (twijfelende) dingen. Dus er is een eigenschap die lichamen en hersenen niet hebben. Volgens het Leibniz principe zijn ze dus gescheiden entiteiten van lichamen en hersenen.
b Leg kort uit wat er mis is met het twijfelargument
Het argument dat materiaal niet kan denken klopt niet omdat het denkbaar is dat computers ooit zouden kunnen denken.
Voorbeeld: mensen zagen de ochtend en de avondster als verschillende sterren. Eigenlijk waren ze hetzelfde. Net als dat de ster die op een bepaalde tijd wordt waargenomen, is het wel of niet kunnen betwijfelen van een object geen intrinsieke eigenschap. Het argument voor substantiedualisme trekt een ontologische conclusie vanuit een epistemologisch verschil. Scheiding obv twijfel is niet hoe ze bestaan maar hoe we ze kennen. De thesis is vervolgens ontlologisch, een scheiding die onafhankelijk bestaat van wat we denken of weten.
c. Welke twee vormen van dualisme schuilen er in Descartes’ substrantiedualisme? Hoe kan een hersenwetenschapper die niet in de ziel gelooft toch Cartesiaans denken?
1: immateriële ziel gescheiden van het materiele lichaam. Er vindt wel interactie plaats. 2. Scheiding tussen de buitenwereld en binnen de mind. Alleen indirecte connectie door de zintuigen (input) en gedrag (output). Kennis van de wereld verblijft alleen in de mind. Bestaat uit ideeen. In de mind maar over de wereld. Denken is het manipuleren van die ideeen. Echte kennis is als ideeen corresponderen met hoe de wereld echt is. 2e vooronderstelt niet perse de 1e . Die hersenwetenschapper die de immateriële ziel ontkent noemt zichzelf anti-cartesiaans. Maar wel is hij er van overtuigd dat de mind bestaat uit indirect met de buitenwereld verbonden breinprocessen. Ondanks het ontkennen van de immateriële zien zijn ze nog steeds cartesiaans. Ze hebben ziel-lichaam dualisme ingeruild voor brein-lichaam dualisme.
d. Wat is het interactieprobleem?
Als het materiele lichaam en immateriële ziel twee verschillende domeinen van de realiteit zijn, hoe kan er dan interactie zijn tussen die twee (bijvoorbeeld een arm vrijwillig bewegen) Hoe kan het materiele lichaam veranderingen aanbrengen in de immateriële ziel dmv perceptie?
Descartes antwoord: uitzoeken waar het plaatsvindt (pijnappelklier cerebral hemispheres) en doorstromende krachten. Dit is echter slechts speculatie. Maar dat we niet weten hoe het lichaam en de ziel interacteren wil niet zeggen dat er geen interactie is; we weten dat het er is. Denk maar aan magnetisme (vroeger wisten ze niet hoe dit werkte). Tegenwoordig echter wel. Causale geslotenheid van het fysieke domein: alle fysieke gebeurtenissen hebben een fysieke verklaring. Als dit waar is hebben de fysieke gebeurtenissen inclusief die in de pijnappelklier een fysieke verklaring. Dan maakt het wel of niet bestaan van een immateriele ziel geen verschil. Die zou ‘out of a job’ zijn.
- 2
a. Wat is logisch behaviourisme en hoe verschilt het van psychologisch behaviourisme?
Psychologisch behaviouristen bestuderen gedrag in plaats van de mind (de mind was taboo omdat dat alleen door introspectie te onderzoeken zou zijn en dat vonden ze ontwetenschappelijk). Logisch behaviouristen bepalen de mind in termen van gedrag
b. Wat is de paramechanische hypothese volgens Ryle?
Het idee dat intelligent gedrag is gekarakteriseerd door een specifieke causale oorzaak (mind). Komt voort uit het 2e aspect van cartesiaans dualisme dat zegt dat de mind een gesloten innerlijk domein is dat input door de zintuigen krijgt die causale impulsen naar de spieren prosuceren in de vorm van output. Gedrag is niet onderdeel van de mind
c. Wat is er mis met de paramechanische hypothese volgens Ryle?
als gedrag niet onderdeel van de mind is dan zien ze de mind over het hoofd. Ze negeren het zelfs opzettelijk. Leidt tot conceptueel cartesianisme.
Intelligent en non intelligent gedrag onderscheiden. Een poppenspeler in controle over intelligent gedrag. De hypothese voegt niets toe aan het begrijpen van dat onderscheid, dat wisten we al voor de suggestie van een poppenspeler. Mind als verstopt domein achter ons gedrag onnodig. Ook impliceert het dat veel van ons gedrag wat we al ‘mind’ noemen integraal onderdeel van ons gedrag is.
d. Leg waarom bijvoorbeeld een pijnervaring moeilijk in termen van gedrag gedefiniëerd kan worden
Volgens ryle zijn er gedragsdisposities. Wat betekent het om dorstig te zijn? Als je een glas water ziet en het oppakt en opdrinkt. Kritiek: dit betekent nog niet dat je altijd drinkt als je dorst hebt. We hebben allemaal soorten mentale staten die zich niet in ons gedrag uiten.
Een actrice die doet alsof ze pijn heeft kan hetzelfde gedrag laten zien en de gedragsdisposities, maar voelt niet echt pijn. De mentale staat kan hierdoor moeilijk gevangen worden in termen van gedrag. De uiterlijke tekenen van pijn kunnen ook worden beïnvloed, ook al is er ‘binnenin’ pijn
e. Wat is mentaal holisme en waarom is het een probleem voor logisch behaviourisme?
Volgens mentaal holisme zijn mentale staten niet geisoleerde events maar onderdeel van een complex netwerk van staten. Gedrag hoort niet bij maar 1 mentale staat maar bij een netwerk van meerdere staten. Hetzelfde gedrag kan het resultaat zijn van meerdere verschillende netwerken van mentale staten. hiermee ondermijn je de een-op-een connectie.
f. Wat is het 3e probleem met logisch behaviourisme?
Er is een conceptuele connectie, wat niet een causale connectie betekent. Maar dit betekent niet dat er geen causale connectie is. Dus intelligent gedrag daarmee niet perse andere oorzaak dan non-intelligent gedrag
- 3
a. Wat betekent ‘is’ in de stelling ‘de mindishet brein’?
je moet er volgens Place niet de ‘is’ zien als karakteriseren of eigendom toeschrijven (dan zou het een conceptueel feit zijn). ‘is’ gebruikt om identiteit te indiceren. ‘is’ staat voor constitutie/samenstelling en niet voor definitie.
b. Wat bedoelt Smart als hij zegt dat mentalistiscxhe taal topic neutralis?
Het spreken over gedachten en gevoelens impliceert niet dat je theoretische claims maakt over het bestaan van immateriële entiteiten. Hetgeen wat we zeggen over de mind, is neutraal irt het materiele of immateriele natuur van de mind.
c. Leg het verschil tussen type-identiteitstheorie en token-identiteitstheorie uit.
Type-identiteitstheorie : iedere mentale staat kan toegepast worden op een breinstaat. Meervoudige realisatie is hier niet mogelijk omdat je uitsluit dat er een andere manier is om een bepaalde breinstaat te hebben.
Token-identitetstheorie: een token is een onderdeel van een klasse (van een type) deze theorie houdt in dat er voor iedere token van een mentale staat er een identieke token is van een brein staat. Meervoudige realisatie is hier dus mogelijk. De token theorie stelt dat mentale staten breinstaten zijn, maar het doet geen uitspraak over specifieke soorten breinstaten.
d. Wat is meervoudige realisatie en waarom is het een probleem voor de type-identiteitstheorie?
Meervoudige realisatie is het bereiken van een soort mentale staat met verschillende soorten breinstaten. Dit is niet mogelijk met de type-identiteitstheorie omdat deze één mentale staat aanwijst voor iedere breinstaat.
c. Leg uit waarom volgens velen de identiteitstheoirie geen verklaring van de mind geeft maar zelf om verklaring vraagt.
Het legt alleen uit wat de mind doet, maar het legt niet uit waarom de mind dit doet. Het is vergelijkbaar met het stellen dat H2O water is; we weten het, maar niet waarom.