Ziektes ZHB Flashcards

1
Q

Zijn de bacteriën die botulisme veroorzaken gramm positief of negatief?

A

Grampositief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar heeft botulinetoxine een effect op?

A

Botulinetoxine breekt SNARE eiwitten af, die normaliter zorgen voor de fusie van vesikels gevuld met acetylcholine met het presynaptisch membraan. Hierdoor verhindert het het vrijkomen van acetylcholine in de synapsspleet en het ontstaan van een actiepotentiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn symptomen van botulisme?

A

Spierzwakte die als eerst optreedt in de spieren die worden aangestuurd door de hersenzenuwen: dubbelzicht, hangende oogleden, verminderde gezichtsexpressie, slikproblemen. Verder problemen met het autonome zenuwstelsel: droge mond, misselijkheid, verstopping, overgegven en orthostatische hypotensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de behandeling van botulisme?

A

Toedienen van antitoxine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Speelt MS in het perifere of centrale zenuwstelsel?

A

Beiden (hersenen en ruggenmerg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waardoor ontstaat MS?

A

Bij MS worden worden T-cellen door myeline geactiveerd om een ontstekingsreactie tegen de myelineschedes en oligodendocyten te vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn oorzaken van MS?

A

Vrouwen hebben een grotere kans op MS, Genen (HLA-DR2), infecties en een vitamine D deficiëntie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn symptomen van MS?

A

Dysartrie, Intentietremor, Nystagmus, Darmproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn symptomen van myasthenia gravis?

A

Vermoeidheid na een beweging meermals doen, ptosis, diplopie, slikstoornissen, dysartrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke verschillende typen MS bestaan er? Hoe is het ziektebeeld van MS?

A

Alle vormen van MS zijn progressief degeneratief. RRMS: priodes van afbraak en vervolgens opbouw.
SPMS: In het begin periodes van opbouw, maar na verloop van tijd geen herstel meer
PPMS: Constante schuine lijn, geen herstel maar ook geen fases van extra slecht
PRMS: er is wel mate van opbouw maar maar heeel weinig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit welke deelstructuren bestaat de substantia nigra? Waar zit de issue bij parkinson?

A

Pars reticulata en pars compacta. Pars compacta is aangedaan bij parkinson

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Met welke hersenstructuur vormt de substantia nigra een connectie?

A

Met het putamen en de hersenschors, voor de initiatie van bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn sympomen van parkinson?

A

Trager bewegen (bradykinesie)
Rigiditeit
Rusttremor
Verslechtering van fijne motoriek
Voorovergebogen houding
Veranderd gangbeeld, kleine schuifelende pasjes
Freezing of gait
Maskergelaat
Problemen met slikken
Kwijlen
Zachtere stem
Reuk vermindering
Slaapstoornissen
Dementie depressie
Vermoeidheid
Seksuele problemen
Obstipatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar gaat het bij de ziektes Myasthenia gravis, Parkinson, MS en Botulisme fout in het zenuwstelsel?

A

Bij Myasthenia gravis gaat het fout bij het aantal receptoren op het postsynaptische membraan,
Bij Parkinson gaat het fout in de aanmaak van dopamine producerende cellen (neuronen) in de substantia nigra die een startsein voor beweging moeten geven.
Bij MS gaat het fout in de myelineschede en oligodendrocyten van het perifere en centrale zenuwstelsel.
Bij botulisme gaat het fout doordat vesikels met acetylcholine niet kunnen fuseren met het presynaptische membraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat houdt het syndroom van Wallenberg in?

A

Syndroom van Horner samen met uitval van tractus spinothalamicus en een laesie in de nucleus trigeminus, ataxie, draaiduizeligheid en nystagmus (vestibulaire kernen) en dysfonie, dysartrie en dysfonie ipsilateraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe ontstaat het syndroom van wallenberg?

A

Centraal door een infarct in de laterale medulla (carotis interna). Perifeer door een longtoptumor, rek van de plexus brachialis

17
Q

Wat zie je bij een laesie van de nervus oculomotorius?

A

Ptosis, midriasis en lichtstijve pupil, oogbewegingsstoornissen. Verstoorde lichtreflex

18
Q

Hoe ontstaat uitval van de nervus oculomotorius?

A

Naast een leasie in de nervus oculomotorius kan dit ook ontstaan door een laesie in het ventrale deel van het mesencephalon

19
Q

Wat verwacht je bij een ventraal mesencephalon syndroom?

A

Naast een miadrisis, wijde en lichtstijve pupil en ptosis, een hemiparese en centrale facialisparese aan de contralaterale zijde.

20
Q

Wat zijn diagnostische criteria voor het diagnosticeren van parkinson?

A

Bradykinesie, Rigiditeit, rusttremor (4-6 Hz), houdingsinstabiliteit die niet het gevolg is van een andere stoornis.

21
Q

Wat zijn exclusiecriteria voor de ziekte van Parkinson?

A

Een voetzoolreflex volgens Babinski, piramidale verschijnselen zoals hyperreflexie

22
Q

Wat zijn kenmerkende symptomen bij de ziekte van Huntington?

A

Chorea (onwillekeurige snelle distale bewegingen), loopstoornissen: verbreed gangspoor (zwalkend, dronkemansloop), stoornissen in houding en balans (wat leidt tot veel vallen en zich stoten), spraak en slikstoornissen, persoonlijkheidsverandering, dementie

23
Q

Wat is het evrschil tussen BD1 en BD2

A

Bij BD1 is er sprake van ernstige depressieve periodes afgewisseld met manische periodes, bij BD2 is er sprake van depressieve periodes met hypomane (minder intens manische) periodes

24
Q

Wat zijn belangrijke risicofactoren voor het ontstaan van MS?

A

Vrouwelijk geslacht, recidiverende blaasontstekingen en weinig blootstelling aan licht (tekort aan vitamine D)

25
Q

Welke neurobiologische risicofactoren horen bij het ontikkelen van schizofrenie?

A

mannelijk geslacht, DNA mutaties, positieve familieanamnese

26
Q

Welke psychoscociale factoren spelen een rol bij het otwikkelen van schizofrenie?

A

Immigratie, gesloten persoonlijkheid

27
Q

Welke omgevingsfactoren spelen een rol bij het ontwikkelen van schizofrenie?

A

Gebruik van cannabis, perinatale insufficiëntie, jeugdtrauma’s

28
Q

Waar ontstaat een epileptische aanval?

A

In de cortex

29
Q

waarmee moet levodopa altijd voorgeschreven worden?

A

decarboxylase remmer of een COMT remmer, domperidon

30
Q

wat zijn bijwerkingen van levodopa

A

misselijkheid, braken, hallucinaties, verwardheid, akinesie, tremor, restless legs, stijfheid

31
Q

voor wie zijn anticholinergica?

A

Voor oudere patënten, leiden tot cognitieve bijwerkingen

32
Q

Voor wie zijn dopamine agonisten?

A

Voorkeur voor jongere patiënt, vanwege meer bijwerkingen. Heeft wel langduriger effect en minder kans op responsfluctuaties dan levodopa

33
Q

Wanneer gebruik je MAO-B remmers en COMT-remmers?

A

vaak in combinatie met levodopa, of als monotherapie voor het uitstellen van therapie met levodopa