ziektebeelden Flashcards

1
Q

allergie

A

adaptieve respons tegen “onschuldige” Ag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

auto-immuniteit

A

adaptieve respons tegen eigen Ag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

auto inflammatie

A

innate respons op eigen lichaams Ag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

immuun. defficientie

A

geringe werking van immuun systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

leukemie/ lymfoom

A

maligne werking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pancytopenie

A

verlaging van hemoglobine, leukocyten, trombocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

leishmania infectie

A

parasiet in fagocyterende immuun cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

behandeling viscerale leishmania

A
  • Behandelen met amphotericine B, 10 dagen kuur
  • Is behandelbaal tot curatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

cutanea leishmania

A

komt vaker voor
o Geen versleping van infectie, ulcus vorming (ulcus is pijnloos, langzaam groeiend, kan spontaan genezen, en is heel gevarieerd, opstaande rand)
o Incubatietijd 2-8 weken tot jaren
o Behandeling is soort afhankelijk
o L. tropica, L. major, L. aethiopica (afrika),

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

mococutane leismania

A

o L. brasiliensis complex, L Mexicana complex
o Je krijgt ulcus en dat geneest, maar parasiet heeft zich naar de mucosa verspreid (neus en mond etc)
o Erg lange incubatie tijd o In deze fase is het irreversiebel en mogelijk ook fataal
o Systemische behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

viscerale leishmania

A

komen minder voor is potentieel wel lethaal
o Pathogenese: parasiet wordt naar lymfeknopen beenmerg en milt en lever versleept, infecteert fagocyterende leukocyten,
o Aantasting van immuunsysteem
o Repressie van aanmaken vloedcellen
o Vergroting van milt en lever
o Gewicht verlies
 Deze patiënten wordt door de leukopenie erg vatbaar voor infecties
- l. donovanie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  • Post kala azar dermal leishmaniasis
A

parasiet is visceraal niet meer aanwezig, maar is reactie in de huid, dit is na behandeling, je kan het wel zien in de huis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leishmania infantum

A

komt vooral voor in honden (in mensen word je meestal niet geïnfecteerd, maar kan bij immuun gecompromitteerde patiënten wel voorkomen)
- Viscerale en subcutane presentatie
- In jonge kinderen, oude mensen, transplantatie patiënten, mensen met slecht immuun systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

familiare mediterrane koorts

A

periodieke koorts door overactiviteit van IL’s door mutatie in Pirin (eiwit in inflamazoom)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

erfelijk angio-oedeem

A

C1-inhibitor deficiëntie
Vorming van vasoactieve bradykinine door minimale prikkel –> grote zwelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

SCID

A

severe combined immune deficiencies
- Mutatie in de RAG eiwitten waardoor er gewoon geen B en T cellen kunnen worden gevormd
o Kan ook andere eiwitten zijn

17
Q

bare lymfocyt syndroom

A

afwezigheid van MHC
- T cellen kunnen niet geactiveerd worden
- Primaire immuundeficiëntie

18
Q

class switchingg defect

A

Mutaties in AID of UNG (enzyme die voor de switch zorgen)

19
Q

auto-immune polyglandular syndrome (APOCED)

A
  • AIRE defect
20
Q

wat is de indeling van chemokines

A

op basis van zwavelbruggen en hoeveel aminozuren hier tussen zitten
C voor aantal zwavel bruggen en X voor aminozuren met cijfer voor hoeveelheid

21
Q

hoe verloopt signalering via cytokines voornamelijk

A

Signalering van cytokines gaat voornamelijk via de JAK-STAT, JAK activeert de STAT complex dat de kern ingaat en zo transcriptie start

22
Q

multiple sclerose

A

auto immuun T cel gedreven

23
Q

ruematoide artritis

A

auto immuun T cel gedreven

24
Q

Crohn

A

auto immuun T cel gedreven

25
Q

Psoriasis

A

auto immuun T cel gedreven

26
Q

colitis ulcerosa

A
27
Q

colitis ulcerosa

A

auto immuun T cel gedreven