Z words Flashcards
tussen
zwischen
(zich) forceren
(sich) zwingen
de ajuin
die Zwiebel (mv n)
de twijfel
der Zweifel
twijfel
zweifeln
het doel, de bedoeling
der Zweck (mv e)
inderdaad
zwar
het vieruurtje
das Zvieri/ der Znüni (mv s)
betrouwbaar
zuverlässig
de ingrediënten
die Zutaten (altijd mv)
zijn
zu sein
de toestand
der Zustand (mv e)
verantwoordelijk
zuständig
toestemmen, akkoord zijn
zustimmen
de toeslag
der Zuschlag (mv e)
de toeschouwer
der Zuschauer/die Zuschauerin (mv nen)
toeschouwen
zuschauen
extra, additional
zusätzlich
de samenhang
der Zusammenhang (mv ¨e)
samenvatten
zusammenfassen
de samenwerking
die
Zusammenarbeit
samen
zusammen
toezeggen
zusagen
momenteel
zurzeit
terug
zurück/zurück-
terechtkomen
zurechtkommen
aankomen
zunehmen
de lucifer
das Zündholz (mv¨-er) (ook: Streichholz;
A: Zünder), die Zünder (al mv)
allereerst
zunächst
ten minste
zumindest
toedoen
zumachen
laatst
zuletzt
in de toekomst (bijw)
zukünftig
de toekomst
die Zukunft
de luisteraar
der Zuhörer (mv /) die Zuhörerin (mv nen)
aanhoren/luisteren
zuhören
het huis (thuis)
das Zuhause
toegaan
zugehen
de trein
der Zug (mv ¨-e)
toegankelijk
zugänglich
de toegang
der Zugang (mv¨-e)
tevreden
zufrieden
toevallig, willekeurig
zufällig
het toeval
der Zufall (mv ¨-e)
eerste, eerst
zuerst
de suiker
der Zucker
bereiden
zubereiten
de zoo
der Zoo (mv -s)
de zone
die Zone (mv -n)
de tol
der Zoll (mv ¨-e)
de burgerlijke stand
der Zivilstand (CH) → Personenstand; D, A: Familienstand
de citroen
die Zitrone (mv -n)
het circus
der Zirkus, -se
de rente
die Zinsen (nur Pl.)
de kamer
das Zimmer, -
de sigaret
die Zigarette, -n
nogal, behoorlijk
ziemlich
het doel
das Ziel (mv -e)
verhuizen, trekken, tochten
ziehen
het certificaat
das Zeugnis (mv -se)
de getuige
der Zeuge (mv -n) / die Zeugin (-nen)
de spullen
das Zeug/-zeug
het briefje
der Zettel, -
het certificaat
das Zertifikat, -e
verwoesten
zerstören
het centrum
das Zentrum, Zentren
centraal
zentral
kamperen
zelten
de tent
das Zelt (mv e)
de krant
die Zeitung (mv en)
het tijdschrift
die Zeitung (mv -en)
op dit moment
zurzeit
het moment
der Zeitpunkt (mv e)
de tijd
die Zeit
de regel, de lijn
die Zeile (mv n)
tonen, laten zien
zeigen
de tekening
die Zeichnung (mv en)
tekenen
zeichnen
het verkeersbord
das Verkehrszeichen (mv - )
het teken
das Zeichen (-)
de tang
die Zange (mv n)
de tandpasta
die Zahncreme/-pasta
de tand
der Zahn, ¨-e
tellen
zählen
de betaling
die Zahlung, (mv en)
zahlen
betalen
talrijk
zahlreich
het aantal
die Anzahl (mv -en)
nummer, getal
die Zahl, -en