words caput 7 Flashcards
1
Q
animus
A
de geest; het gemoed; de moed
2
Q
medicus
A
de arts
3
Q
fera
A
het wilde dier
4
Q
fuga
A
de vlucht
5
Q
lingua
A
de tong, de taal
6
Q
vulnus
A
vulner-is O, de wonde
7
Q
cuncti
A
alle
8
Q
lentus
A
traag
9
Q
quietus
A
rustig
10
Q
saevus
A
woest, wreed
11
Q
movere
A
moveo, bewegen; beïnvloeden
12
Q
accedere
A
accedo, naderen
13
Q
comprehendere
A
comprehendo, grijpen
14
Q
deducere
A
deduco, naar benden brengen; wegbrengen
15
Q
dimittere
A
dimitto, wegzenden; laten gaan
16
Q
ipse
A
ipsa, ipsum, ipsius zelf; precies
17
Q
is, ea, id
A
die, dat
18
Q
procul
A
ver; van ver
19
Q
a of ab
+ abl.
A
van; door
20
Q
ventus
A
de wind
21
Q
exemplum
A
het voorbeeld
22
Q
tempestas
A
tempestat-is V de tijd; de storm
23
Q
litus
A
litor-is O
de kust
24
Q
cogere
A
cogo,
bijeenbrengen; dwingen