words caput 7 Flashcards
1
Q
animus
A
de geest; het gemoed; de moed
2
Q
medicus
A
de arts
3
Q
fera
A
het wilde dier
4
Q
fuga
A
de vlucht
5
Q
lingua
A
de tong, de taal
6
Q
vulnus
A
vulner-is O, de wonde
7
Q
cuncti
A
alle
8
Q
lentus
A
traag
9
Q
quietus
A
rustig
10
Q
saevus
A
woest, wreed
11
Q
movere
A
moveo, bewegen; beïnvloeden
12
Q
accedere
A
accedo, naderen
13
Q
comprehendere
A
comprehendo, grijpen
14
Q
deducere
A
deduco, naar benden brengen; wegbrengen
15
Q
dimittere
A
dimitto, wegzenden; laten gaan
16
Q
ipse
A
ipsa, ipsum, ipsius zelf; precies
17
Q
is, ea, id
A
die, dat
18
Q
procul
A
ver; van ver
19
Q
a of ab
+ abl.
A
van; door
20
Q
ventus
A
de wind
21
Q
exemplum
A
het voorbeeld
22
Q
tempestas
A
tempestat-is V de tijd; de storm
23
Q
litus
A
litor-is O
de kust
24
Q
cogere
A
cogo,
bijeenbrengen; dwingen
25
frangere
frango
breken
26
reddere
reddo
teruggeven; maken (tot)
27
excipere
excipio
uitnemen; opvangen
28
nec of neque
en niet; ook niet
29
nec... nec of
neque... neque
noch... noch
30
digitus
de vinger
31
dextra
de rechterhand
32
scutum
het schild
33
pellis
pell-is V,
de huid
34
regio
region-is V
de streek
35
pecus
pecor-is O
het vee
36
vulnerare
vulnero
verwonden
37
gerere
gero
dragen; voeren
38
induere
induo
aantrekken, bekleden met
39
trahere
traho
trekken, rekken
40
finire
finio
beëindigen, begrenzen
41
videri
videor
schijnen
42
quia
omdat
43
ut
zoals
44
inferus
laaggelegen
45
appropinquare
appropinquo
naderen
46
sperare
spero
hopen op
47
desperare
despero
wanhopen
48
obsidere
obsideo
belegeren, bezet houden
49
promittere
promitto
beloven
50
scribere
scribo
schrijven
51
olim
eens
52
victor
victor-is M
de overwinnaar
53
alter
altera, alterum
de andere
54
alter... alter
de ene... de andere
55
plurimi
zeer veel
56
tantus
zo groot
57
vexare
vexo
kwellen
58
exercere
exerceo
oefenen
59
initium
het begin
60
iudicium
het oordeel
het proces