words caput 5 Flashcards
mensa
mensae, de tafel
navis
navis;v, het schip
cupidus
vol verlangen naar
mirus
wonderlijk
nullus
geen
pauci
weinig; enkele
agere
ago, (voort)drijven; doen
bibere
bibo, drinken
cognoscere
cognosco, leren kennen; vernemen
desinere
desino, ophouden
dicere
dico, zeggen; spreken; noemen
emere
emo, kopen
intellegere
intellego, begrijpen
legere
lego, lezen; kiezen; verzamelen
ostendere
ostendo, tonen
quaerere
quaero, zoeken; vragen
sumere
sumo, nemen
vendere
vendo, verkopen
hospes
hospitis,m de gast(heer)
vivere
vivo, leven
pons
pontis m, de brug
aestas
aestatis v, de zomer
audere
audeo, durven
docere
doceo, onderwijzen
tegere
tego, bedekken ; beschermen
deponere
depono, neerleggen
metuere
metuo, vrezen
considere
consido, gaan zitten
discere
disco, studeren
ducere
duco, leiden
ludere
ludo, spelen; bespotten
mittere
mitto, zenden; laten gaan
ponere
pono, plaatsen; neerleggen
relinquere
relinquo, achterlaten; verlaten
vertere
verto, (om)keren; veranderen in