woordenschat p30-31 ned - duits Flashcards
oud
alt
jong
jung
goed
gut
slecht
schlecht
mooi
schön
lelijk
hässlich
leuk, tof, cool
toll/cool
pardon?
Wie bitte?
saai, vervelend
langweilig
prima, geweldig
spitze
stom, idioot
blöd, doof
juist
richtig
fout
falsch
excuseer, pardon
bitte
pardon?
Wie bitte?
Veel plezier!
Viel Spaß!
Doei!
Tschüss!
Tot ziens!
Auf Wiedersehen!
Tot wederhoren!
Auf Wiederhören!
slechts, alleen
nur
ook
auch
graag
gern(e)
vandaag
heute
gisteren
gestern
morgen
morgen
maar
aber
al, reeds
schon
nu
jetzt
uit
aus
de naam
der Name(n)
de hobby
das Hobby(s)
(de) voetbal
der Fußball
de bioscoop
das Kino(s)
de discotheek, de dancing
die Disko
naar de bioscoop (gaan)
ins Kino (gehen)
naar de discotheek (gaan)
in die Disko (gehen)
de radio
das Radio
de muziek
die Musik
het nummer
die Nummer(n)
de plaats
der Platz (e)
de vakantie
der Urlaub
Wie ben jij?
Wer bist du?
Wie is zij?
Wer sind Sie?
Wie is zij?
Wer sind Sie?
Hoe heet jij?
Wie heißt du?
Hoe heet zij?
Wie heißen Sie?
Hoe oud ben jij?
Wie alt bist du?
Hoe oud is zij?
Wie alt sind Sie?
Waar woon jij?
Wo wohnst du?
Waar woont zij?
Wo wohnen Sie?
Vanwaar kom jij?
Woher kommst du?
Wanwaar komt zij?
Woher kommen Sie?
Wanwaar komt zij?
Woher kommen Sie?
Naar waar ga je?
Wohin gehst du?
Naar waar gaat ze?
Wohin gehen Sie?
Wat zijn jou hobby’s?
Welche Hobbys hast du?
Wat zijn haar hobby’s?
Welche Hobbys haben Sie?
Heb jij broers of zussen?
Hast du Geschwister?
Heeft zij broers of zussen?
Haben Sie Geschwister?
Kan je dat spellen?
Kannst du das mal buchstabieren?
Kan zij dat spellen?
Können Sie das mal buchstabieren?
iemand begroeten
Hallo, Tag, Guten Tag, Guten Morgen
Ik ben Femke
Ich bin Femke
Ik heet Femke
Ich heiße Femke
Mijn naam is Femke
Mein Name ist Femke
Ik ben vijftien jaar oud
Ich bin fünfzehn Jare alt
Ik woon in LA
Ich Wohne in LA
Ik kom uit LA
Ich komme aus LA
ik zit in de vierde klas
Ich bin in die vierde Klasse
ik ga naar de vierde klas
Ich gehe in die vierte Klasse
ik ga naar de aso-school
Ich gehe auf’s Gymnasium
ik ga naar de aso-school
Ich gehe auf’s Gymnasium
ik ga naar de aso-school
Ich gehe auf’s Gymnasium
Mijn hobby is paardrijden
Mein Hobby ist Reiten
ik speel graag voetbal
Ich spiele gern Fußball
Mijn telefoonnummer is 20
Mein Telefonnummer ist 20
Ik heb een broer
Ich habe einen Bruder
ik heb een zus
Ich habe eine Schwester
ik heb twee broers/zussen
Ich habe zwei Brüder/Schwestern