persoonlijke voornaamwoorden Flashcards
1
Q
ik
A
ich
2
Q
jij
A
du
3
Q
hij
A
er
4
Q
zij
A
sie
5
Q
het
A
es
6
Q
jullie
A
ihr
7
Q
wij
A
wir
8
Q
zij (meervoud)
A
sie
9
Q
u
A
Sie (hoofdletter!!!!)