woordenschat p267 Flashcards

1
Q

Flagrant

A

overduidelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nefast

A

rampzalig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

overduidelijk

A

Flagrant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

rampzalig

A

Nefast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vulgariteit

A

banaliteit/grofheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Prominent

A

aanzienlijk/vooraanstaand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

banaliteit/grofheid

A

Vulgariteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

aanzienlijk/vooraanstaand

A

Prominent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ethisch

A

zedelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Drastisch

A

hard/sterk/radicaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

zedelijk

A

Ethisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hard/sterk/radicaal

A

Drastisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Zelfregulering

A

zelfstandig handelen en daarvoor verantwoordelijkheid nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Met de paplepel ingegeven

A

al heel jong iets leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

zelfstandig handelen en daarvoor verantwoordelijkheid nemen

A

Zelfregulering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

al heel jong iets leren

A

Met de paplepel ingegeven

17
Q

Over de tong gegaan

A

het onderwerp in gesprekken zijn, in een negatieve zin

18
Q

Van 2 walletjes eten

A

profiteren van 2 kanten, in een negatieve zin

19
Q

het onderwerp in gesprekken zijn, in een negatieve zin

A

Over de tong gegaan

20
Q

profiteren van 2 kanten, in een negatieve zin

A

Van 2 walletjes eten

21
Q

In zijn wiek geschoten zijn

A

zich beschadigd voelen

22
Q

Verzengend

A

brandend/vurig

23
Q

zich beschadigd voelen

A

In zijn wiek geschoten zijn

24
Q

brandend/vurig

A

Verzengend

25
Q

Bres

A

iemand te hulp schieten

26
Q

Ongelikte beer

A

onbeschoft/ ongemanierd

27
Q

iemand te hulp schieten

A

Bres

28
Q

onbeschoft/ ongemanierd

A

Ongelikte beer

29
Q

Heetgebakerd

A

opvliegen/prikkelbaar

30
Q

Baarlijke duivel

A

echte duivel

31
Q

opvliegen/prikkelbaar

A

Heetgebakerd

32
Q

echte duivel

A

Baarlijke duivel

33
Q

tersluiks

A

in het geheim

34
Q

Schoorvoetend

A

aarzelend

35
Q

Gewiekste kerel

A

doortrapt

36
Q

in het geheim

A

tersluiks

37
Q

aarzelend

A

Schoorvoetend

38
Q

doortrapt

A

Gewiekste kerel