Woordenschat p 178 Flashcards
1
Q
Bij uitstek
A
mogelijkheid om verder te zoeken.
2
Q
Het bruin bakken
A
het erg maken
3
Q
ongerept
A
ongeschonden
4
Q
fragiel
A
onstabiel
5
Q
sowieso
A
zeker
6
Q
gigantisch
A
grote
7
Q
de plak zwaaien
A
de baas zijn
8
Q
met de voeten treden
A
bewust niet aan de regels houden
9
Q
zich profileren
A
aandacht op jezelf stellen
10
Q
het beleid
A
de manier waarop je iets leidt
11
Q
vatbaar zijn voor
A
gevoelig zijn voor
12
Q
fossiele brandstoffen
A
brandstof die ontstaat uit oude planten en dierenresten.
13
Q
lobby
A
druk oefenen
14
Q
baat hebben bij
A
iets wat voordelig is
15
Q
Abominabel
A
afschuwelijk
16
Q
Riant
A
briljiant
17
Q
gracieus
A
sierlijk
18
Q
decadent
A
ontaard
19
Q
Decent
A
fatsoenlijk
20
Q
malicieus
A
kwaadaardig
21
Q
provocerend
A
uitdagend
22
Q
geraffineerd
A
doortrapt
23
Q
sereen
A
rustig, vredig
24
Q
denigrerend
A
neerbuigend
25
Hij gaat altijd... gekleed
decent
26
Ze geeft heel vaak... opmerkingen
denigrerende
27
De weg ligt er ... bij
abominabel
28
Wat een ... levenswijze!
decadente
29
Hij vertoond ... gedrag
provocerend
30
Hij is een ... persoon
sereen
31
De leider in de compositie zit in een ... positie
riante
32
Stop die ... opmerkingen
malicieuse
33
Hij is een ... oplichter
geraffineerde
34
Een zwaan is een ... dier
gracieus