14) Woorden in vorm Flashcards

1
Q

Wat leer je?

A
  • Je onderzoekt aan de hand van samenstellingen en afleidingen deelaspecten van woordvorming.
  • Je leert hoe de Nederlandse woordenschat onbeperkt uitgebreid kan worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een diminutiefsuffix?

A

een verkleinwoord. VB. Deurtje, boompje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de prefix?

A

Een voorvoegsel: aarts, giga, hyper, oer, super, ultra, mega.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voorbeelden van samenstellingen:

A

Kortetermijnplanning

Tweedekans-onderwijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voorbeelden van ‘Doe-het-zelfsamenstellingen’:

A

Doe-maar-gewoon-dan-doe-je-al-gek-genoeghouding

Oog-op-oog-tand-op-tandmentaliteit

All-you-can-eatrestaurant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly