Woordenschat blok 4 Flashcards

1
Q

aforisme

A

korte, kernachtige spreuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

badinerend

A

spottend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bestendigen

A

laten voortduren, handhaven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bühne

A

toneel, podium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

causaliteit

A

oorzakelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

coherent

A

samenhangend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

constatering

A

vaststelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

demografisch

A

wat betreft de bevolkingsopbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dystopie

A

een samenleving met alleen maar negatieve eigenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

engagement

A

betrokkenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

fenomenaal

A

buitengewoon, fantastisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

finesses

A

kleine onderdelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

futiliteit

A

kleinigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hiërarchisch

A

opgebouwd uit rangen en standen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

interpretatie

A

verklaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

interveniëren

A

tussenbeide komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

karakteriseren

A

typeren, kenmerken

18
Q

karikaturaal

A

overdreven

19
Q

kentering

A

verandering, ommezwaai

20
Q

metamorfose

A

gedaanteverandering

21
Q

oeverloos

A

eindeloos

22
Q

ongenuanceerd

A

zwart-wit

23
Q

onverbloemd

A

onomwonden

24
Q

oubollig

A

ouderwets

25
Q

paradoxaal

A

tegenstrijdig

26
Q

parodie

A

een verhaal of gedicht waarin iemand of iets op een spottende manier wordt nagedaan

27
Q

pointe

A

ontknoping, clou

28
Q

polemisch

A

duidelijk stelling nemend tegen iets of iemand

29
Q

pretentieus

A

met wel erg hooggespannen verwachtingen, vol inbeelding

30
Q

proporties

A

verhoudingen

31
Q

relatief

A

naar verhouding

32
Q

rendement

A

resultaat

33
Q

resumé

A

beknopte weergave

34
Q

secundair

A

minder belangrijk

35
Q

strekking

A

kern, bedoeling

36
Q

stringent

A

streng

37
Q

substantieel

A

aanzienlijk

38
Q

to the point

A

tot de kern

39
Q

tucht

A

discipline, strikte orde

40
Q

utopie

A

ideale samenleving

41
Q

van repliek dienen

A

duidelijk/afdoend antwoord

42
Q

verstrooiing

A

ontspanning