Woordenschat blok 2 Flashcards

1
Q

absurd

A

krankzinnig, belachelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

academisch

A

op de universiteit gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

accumulatie

A

opeenhoping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

acroniem

A

woord gevormd door de eerste letters van andere woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

allengs

A

langzamerhand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

balans

A

evenwicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bizar

A

heel raar, onlogisch en gek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

branche

A

tak van handel of industrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

confidentie

A

vertrouwelijke mededeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

curatief

A

gericht op het voorkomen/genezen van ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

curve

A

gebogen lijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

cynisme

A

spot die voortkomt uit wantrouwen of onverschilligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

deputatie

A

vertegenwoordiging, afvaardiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

disciplines

A

takken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

domein

A

gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

drogredenen

A

argumenten die niet kloppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een lans breken voor

A

pleiten voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

equivalent

A

een gelijkwaardig woord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

eufemisme

A

verzachtende uitdrukking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

expertise

A

kennis en kunde op een bepaald gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

facetten

A

kanten, aspecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

factoren

A

medebepalende elementen

23
Q

faliekant

A

helemaal, totaal

24
Q

finesses

A

bijzonderheden, details

25
Q

fractie

A

vertegenwoordigers van een politieke partij

26
Q

gecondenseerd

A

ingedikt, beknopt naverteld

27
Q

geseculariseerd

A

waarbij de invloed van de kerk op de samenleving is afgenomen

28
Q

gestaag

A

voortdurend

29
Q

inclusief

A

daarbij inbegrepen

30
Q

informatie-elementen

A

onderdelen die belangrijke informatie bevatten

31
Q

integraal

A

allesomvattend, volledig

32
Q

intermezzo

A

tussenspel, korte onderbreking

33
Q

intrigerend

A

zeer boeiend

34
Q

karikaturaal

A

overdreven uitgebeeld

35
Q

kartel

A

samenwerking in een bedrijfstak om concurrentie te voorkomen

36
Q

larderen

A

rijkelijk voorzien van

37
Q

objectiveerbaar

A

aantoonbaar gebaseerd op feiten en niet op meningen

38
Q

obscuur

A

duister, minder gunstig bekendstaan

39
Q

op het scherp van de snede

A

scherpzinnig, gevat

40
Q

optiek

A

gezichtspunt

41
Q

partieel

A

gedeeltelijk

42
Q

pover

A

armzalig

43
Q

satire

A

tekst waarin de spot wordt gedreven met personen of misstanden

44
Q

scala

A

reeks

45
Q

sectie

A

vakgroep

46
Q

segmenten

A

onderdelen

47
Q

sekte

A

een gesloten religieuze groepering

48
Q

snedig

A

scherpzinnig, gevat

49
Q

surrogaat

A

vervangingsmiddel

50
Q

understatement

A

een manier van zeggen waarbij je iets afzwakt, soms op een spottende manier

51
Q

wauwelen

A

inhoudsloos kletsen, leuteren

52
Q

zich met een jante-van-leiden van iets afmaken

A

zich makkelijk van iets afmaken

53
Q

zijn hachje redden

A

zijn leven redden/zich ergens uit weten te redden

54
Q

zich ontwikkelen

A

ontstaan tot iets