Woordenschat blok 1 Flashcards

1
Q

activeren

A

stimuleren dat iemand iets doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

antropoloog

A

wetenschapper die zich bezighoudt met menselijk gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

appelleren

A

een beroep doen op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bestendigen

A

laten voortbestaan, duurzaam wachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

briefen

A

uitleggen wat je van iemand verwacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

charismatisch

A

vol persoonlijke uitstraling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

chemie (tussen mensen)

A

aantrekkingskracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

demoraliseren

A

ontmoedigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

doceren

A

lesgeven aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

doctrine

A

leer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

evoceren

A

beelden oproepen in je geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

geagiteerd

A

opgewonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

gecorreleerd

A

verbonden, in verband gebracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hetze

A

lasterchampagne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

impliceren

A

inhouden, betekenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

intrigerend

A

zeer boeiend

17
Q

klaarstomen

A

in korte tijd voorbereiden voor iets

18
Q

libidokiller

A

iets wat de behoefte aan seks doodt

19
Q

micro

A

heel klein

20
Q

progressieve aandoening

A

een ziekte die steeds erger wordt

21
Q

respons

A

reactie

22
Q

ridicuul

A

belachelijk

23
Q

saboteren

A

belemmeren, ondermijnen

24
Q

sommeren

A

eisen dat iemand iets doet

25
Q

stimulus

A

prikkel

26
Q

universeel

A

algemeen geldende

27
Q

voor schut zetten

A

belachelijk maken, bespotten