woordenschat 4h1 deel2 Flashcards

1
Q

aansprakelijk

A

financieel verantwoordelijk voor schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

alibi

A

bewijs dat je op een andere plaats was ten tijde van een misdrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bij verstek veroordelen

A

bij afwezigheid veroordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

amnestie

A

kwijtschelding van een straf aan een hele groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

billijk

A

rechtvaardig, redelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een strafblad hebben

A

al eerder veroordeeld zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

in beroep gaan

A

herziening van een vonnis vragen bij een hogere rechtbank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

legaal

A

wettelijk, rechtmatig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

maffia

A

misddaadorganisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

op heterdaad betrappen

A

betrappen tijdens het plegen van de misdaad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

pleidooi

A

betoog in het voordeel van iets of iemand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

recidivist

A

iemand die zich schuldig maakt aan herhaling van een misdrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

reclassering

A

organisatie die ex-gevangenen begeleidt bij terugkeer in de maatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

witteboordencriminaliteit

A

criminaliteit bedreven door burgers van achter hun bureau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

witwassen

A

zwart geld legaal maken door investeringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gedetineerden

A

gevangeneng

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gedoogd

A

toegestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

geliquideerd

A

vermoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

hechtenis

A

gevangenisstraf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

gratie

A

kwijtschelding van straf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

mediation

A

bemiddeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de sterke arm

A

politie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

legitiem

A

wettelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

willens en wetens

A

opzettelijk en bewust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

delinquenten

A

misdadigers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

antisemitisme

A

racisme gericht op joden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

braindrain

A

wegtrekken van hoger opgeleiden uit ontwikkelingslanden naar de geïndustrialiseerde landen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

chauvinisme

A

overdreven vaderlandsliefde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

economische vluchteling

A

iemand die om economische redenen zijn vaderlands verlaten heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

eerwraak

A

wraak om de familie-eer te herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

fundamentalisme

A

teruggaan naar de basis vaneen geloof en alles wat daarvan afwijkt, streng afwijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

halal

A

voor moslims toegestaan

33
Q

imam

A

hoofd van een moskee of mohammedaanse rechtsschool

34
Q

inburgeren

A

burgen van een land worden

35
Q

nationalisme

A

eigen land en volk bevoordelen

36
Q

perticipatie

A

deelname

37
Q

radicacliseren

A

in een bepaald opvatting zo ver gaan, dat geweld gebruikt kan worden om je doel te bereiken

38
Q

ramadan

A

negende maand van het mohammedaanse jaar waarin gevast word

39
Q

remigratie

A

terugkeren naar land van herkomst

40
Q

seculier

A

wereldlijk, onkerkelijk

41
Q

aan de kaak stellen

A

duidelijk laten zien dat iets verkeerd is

42
Q

de kroon spannen

A

de beste zijn

43
Q

de schijn tegen hebben

A

het lijkt erop dat je schuldig bent of niet de waarheid spreekt

44
Q

de hoge vlucht nemen

A

zich goed ontwikkelen

45
Q

afbreuk doen aan

A

minder goed maken

46
Q

geen hout snijden

A

ergens niets aan hebben

47
Q

gepaard gaan met

A

samen gaan met

48
Q

goede sier maken

A

pronken, genieten, bewonderd worden

49
Q

hoog aangeschreven staan

A

een goede naam hebben

50
Q

met argusogen bekijken

A

met wantrouwen bezien

51
Q

in strijd zijn met

A

niet samengaan met, niet in overeenstemming zijn met

52
Q

op de koop toenemen

A

een neveneffect er extra bij nemen

53
Q

over een kam scheren

A

op dezelfde manier beoordelen, geen onderscheid maken

54
Q

te hoop lopen tegen

A

protesteren

55
Q

van de hand wijzen

A

weigeren, niet accepteren

56
Q

alert

A

waakzaam

57
Q

appelleren

A

een beroep doen op

58
Q

ongefundeerd

A

ongegrond

59
Q

empirisch

A

berustend op eigen ervaring

60
Q

polarisatie

A

het versterken van tegenstellingen

61
Q

rivaliteit

A

wedijver, jaloerzie

62
Q

valide

A

geldig, krachtig

63
Q

moreel

A

zedelijk

64
Q

suggestief

A

waarin een aanwijzing voor antwoord zit

65
Q

irreëel

A

onwerkelijk

66
Q

generaliseren

A

een algemene conclusie trekken uit een bijzonder geval

67
Q

manipuleren

A

beïnvloeden met oneerlijke middelen

68
Q

ridiculiseren

A

belachelijk maken

69
Q

confronteren

A

in aanraking brengen met

70
Q

forum

A

groep deskundigen die voor een publiek over een probleem discussiëren

71
Q

principieel

A

berustend op eigen beginselen of overtuiging

72
Q

retorisch

A

waarin je gebruik maakt van taaltrucjes

73
Q

conformeren

A

zich schikken naar

74
Q

mentaal

A

geestelijk

75
Q

authentieke

A

echt, origineel

76
Q

claimen

A

opeisen

77
Q

opponent

A

tegenstander

78
Q

theatraal

A

overdrijven

79
Q

profileren

A

de aandacht op zichzelf vestigen