so 5/6 Flashcards
afdoen als
afgunstig beoordelen
bedacht zijn op
voorbereid zijn op
bonafide
betrouwbaar
cohesie
samenhang
correlatie
onderling verband
demografie
bevolkingssamenstelling
dubieus
twijfelachtig
frontaal
aan de voorkant
homogeen
gelijksoortig
uitrichten
doen
actualiseren
bijwerken
adolescent
tiener
alle zeilen bijzetten
alle middelen inzetten
arsenaal
grote verzameling
beamen
bevestigen
ontvankelijk
vatbaar
pleiten
een betoog houden
relativeren
inzien dat iets betrekkelijk is
teisteren
veel last bezorgen
zich buigen over
bestuderen
spijkers of laag water zoeken
aanmerkingen hebben op details
iemand het vel over de oren halen
erg veel van iemand eisen
het sop is de kool niet waard
de kwestie is het niet waard om je druk over te maken
zoete broodjes bakken
heel vriendelijk doen om iets voor elkaar te krijgen
een lans voor iemand breken
het voor iemand opnemen
zijn schaapjes op het droge hebben
financieel binnen zijn
iemand knollen voor citroenen verkopen
iemand mislijden
het hart op de tong hebben
direct zeggen wat je denkt
ban de hoed en de rand weten
ergens goed van op de hoogte zijn
een appeltje voor de dorst
iets extra’s voor later
een vreemde eend in de bijt zijn
er niet bij horen
elkaar van haver tot gort kennen
elkaar heel goed kennen