woorden04.08 Flashcards
1
Q
come in
A
kom binnen
2
Q
ill show you
A
ik laat he je zien
3
Q
i take the bottle
A
ik pakt de fles
4
Q
third
A
derde
5
Q
nice color
A
mooi kleur
6
Q
ready
A
klaar
7
Q
shall we eat in the living room?
A
zullen we het in de woonkamer opeten?
8
Q
alright
A
dat is goed
9
Q
they sit down
A
ze gaan zitten
10
Q
was it tasty?
A
was het lekker?
11
Q
good idea
A
ok, goed idea
12
Q
fridge
A
koelkast
13
Q
do you think that’s difficult?
A
vind je dat moeilijk?