woorden03.08 Flashcards
1
Q
its hamed
A
met hamed
2
Q
is it a problem for you?
A
is dat een problem voor jou?
3
Q
maybe
A
misschien
4
Q
for me its ok
A
voor mij is het ok
5
Q
see u later
A
tot dan
6
Q
teaching
A
lesgeven
7
Q
my stomach is full
A
mijn buik zit vol
8
Q
let me
A
laat ik
9
Q
this mobel
A
deze bank
10
Q
what is in this paper
A
wat staat er op dat briefje
11
Q
you are kidding
A
dat meen je niet
12
Q
doch
A
toch