09.08 Flashcards
1
Q
during
A
Tijdens
2
Q
their certificate
A
hun certificaat
3
Q
heard
A
gehoord
4
Q
have studied
A
hebben gestdeerd
5
Q
i hope ur dutch has improved a lot
A
ik hoop dat jullie Nederladns veel is verbeterd
6
Q
before
A
voordat
7
Q
and because
A
en omdat
8
Q
i saw
A
ik zag
9
Q
more information
A
meer informatie
10
Q
who knows
A
wie weet
11
Q
let me know
A
laat het mij weeten