woorden Flashcards
1
Q
next the yogurt
A
naast de yoghurt
2
Q
bebin tarikhe enghezasho!
A
kijk naar de houdbaarheidsdatum
3
Q
manish ineke:
A
dat betekent
4
Q
on kujast?
A
waar staat die?
5
Q
poshte
A
achter
6
Q
anha besamte kase miravand
A
ze lopen naar de kassa
7
Q
saf
A
rij
8
Q
wait
A
wachten
9
Q
mikhay mahi bokhori?
A
gaat u vees eten?
10
Q
1 sake kochik lazem dari?
A
wilt u een tasje?
11
Q
thats not necessary?
A
dat is niet nodig?
12
Q
saving
A
spaaren
13
Q
take
A
haalen
14
Q
kochiktar nadri?
A
heeft u niet kleiner
15
Q
bank card
A
bankpasje