14.08 Flashcards
1
Q
Clean
A
Schoon
2
Q
Kasif
A
Vies
3
Q
Im gonna wash the clothes tomorrow
A
Ik ga de kleren morgen wassen.
4
Q
تب
A
Koorts
5
Q
Fahrrad
A
De fiets
6
Q
محل عابر پیاده
A
Het zebrapad
7
Q
سگ بین دوتا باکس نشسته
A
De hond zit tussen de dozen
8
Q
عکس به دیوار آویزان است
A
De foto hangt aan de muur
9
Q
لامپ بالای میز آویزان است
A
De lamp hangt boven de tafel
10
Q
مرد روبروی دکتر نشسته
A
De man zit tegenover de huisarts
11
Q
چهارراه
A
Kruispunt
12
Q
چهارراه سوم
A
Het derde kruispunt
13
Q
چقدر طول میکشه پیاده بریم
A
Hoe lang is het lopen
14
Q
مستقیم
A
Rechtdoor
15
Q
On dore?
A
Is het ver?
16
Q
نزدیک
A
Dichtbij
17
Q
Dictionary
A
Het woordenboek
18
Q
I drink koffee after eating
A
Ik drink koffie na het eten.
19
Q
سرانجام بالاخره
A
Eindelijk
20
Q
ایستگاه
A
De halte
21
Q
Bleiben
A
Blijven
