Woorden H3 Flashcards

1
Q

Regelrecht

A

Direct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stoelen op

A

Gebaseerd op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Degelijk

A

Stevig/goede qualiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voortgezet

A

Doorgaan, volgend op wat al heeft plaatsgevonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voortzetten

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De toelatingseis

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Excelleren

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Doorstrommen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschikken over

A

Hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Promoveren op

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De repercusie

A

De gevolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verdedigend

A

Defensief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het bezwaar

A

Niet akkoord zijn over iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Doubleren

A

Herhalen (voor school)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hardnekkig

A

Persistent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Alledaags

A

Simpel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Aanschaffen

A

Kopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Tal van

A

Veel, een groot aantal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Verwerkend

A

Processing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Verwerken

A

Process

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

De beheersing

A

Iets masteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Beheersen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Insluipen

A

Sneak in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Bevredigend

A

Satisfying

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Toereikend

A

Bevredigend, genoegzaam, voldoende, volstaand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Zich aanklampen aan

A

Vasthouden aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Afnemen

A

Iets regelmatig kopen

28
Q

De verbintenis

A

Band, contract

29
Q

De omslag

A

Turning point, omkeer

30
Q

Hanteren

A

Behandelen, gebruiken, in de hand nemen

31
Q

Zich onderscheiden van/door

A

Differentiate, distinguish

32
Q

Het onderscheid

A
33
Q

Aanpalend

A

Aangrenzend

34
Q

Nauw

A

Dichtbij

35
Q

De duurzaamheid

A
36
Q

Duurzaam

A
37
Q

Goeddunken

A

Iets goed vinden

38
Q

Bij(be)horend

A

Corresponding (mensen)

39
Q

Behoren tot

A

Corresponding (dieren en dingen)

40
Q

Oppotten

A

Hoard (negatief)

41
Q

Opdrijven

A

Zorgen dat iets stijgt

42
Q

Bestendig

A

Constant

43
Q

Bestendig 2

A

Koud, warm , resistant

44
Q

Gestaag

A

Gradually, constantly

45
Q

Verdringen

A

Push away (fysiek)

46
Q

De overdracht

A
47
Q

Vergen

A

Veel tijd en aandacht vragen (require)
Eisen, kosten, vereisen, verlangen

48
Q

Aanvinken tegen

A

Uitstellen

49
Q

Uitvallen

A

Loslaten, niet meer meedoen

50
Q

Ontsluiten

A

Openen, toegankelijk maken

51
Q

Ontmantelen

A

Take apart (voor dingen, niet mensen)
Het uit elkaar halen of verwijderen van belangrijke onderdelen

52
Q

Zich vergewissen van

A

Ervoor zorgen dat je ergens zeker van bent

53
Q

Omvangrijk

A

Groot, large, extensive (formeel)

54
Q

Besparen

A
55
Q

Besparing

A
56
Q

Zich lenen voor

A

Geschikt zijn voor,
(van personen) meewerken aan

57
Q

Verstelbaar

A

Adjustable

58
Q

Verstellen

A

Adjust

59
Q

De uitkomst

A

Uiteindelijke resultaat, antwoord

60
Q

Instellen

A

Set up

61
Q

Bevestigen

A

Confirm

62
Q

Scherp

A

Sharp, attentie

63
Q

De keuzevrijheid

A

Zelf keizen

64
Q

De afweging

A

Consideration

65
Q

Afwisselend

A

Flexibel, gevarieerd (altijd positief)

66
Q

Wisselend

A

Variëren (neutraal)