Woorden H1 Flashcards
1
Q
Scheppen
A
Creëren
2
Q
Inlassen
A
Insert
3
Q
Besmuikt
A
Beetje stiekem
4
Q
Uitvissen
A
Uitzoeken
5
Q
Verontwaardigd
A
Indignated
6
Q
Redeneren
A
7
Q
De redenering
A
8
Q
Opschorten
A
Uitstellen
9
Q
Geneigd zijn
A
Automatisch reflex hebben
10
Q
Neigen naar
A
To tend to
11
Q
De neiging
A
12
Q
Tentoonspreiden
A
Iets laten zien
13
Q
Bewerkstellingen
A
Achieve
14
Q
Onoverbrugbaar
A
Niet samen brengen
15
Q
Overbruggen
A
Samenbrengen