Uitdrukkingen H3-4 Flashcards

1
Q

Iemand ergens op afrekenen

A

Take revenge (meestal negatief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Iets onder de loep nemen

A

Iets kritisch bekijken (voordelen en nadelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op de schroothoop

A

De afval, niet herbruikbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het aloude cliche

A

Oud en respectabel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op de proppen komen met iets

A

Iets voorstellen met iets nieuws komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Iets in bruikleen krijgen/hebben

A

Iets lenen en mogen gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het ligt voor de hand

A

Iets duidelijk is, iets is te verwachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Lang en breed

A

Heel veel over iets praten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De diepte in gaan

A

Diep over iets praten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De voorkeur geven aan iets

A

Aan iets de voorkeur geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Iets buiten de deur houden

A

Iets voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het goed/beter/slecht/slechter doen

A

Prestatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Niet zozeer…, maar wel…

A

Not so much, but

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Juichend commentaar

A

Cheer comment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Iets in de hand hebben

A

De controle hebben over iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Op peil houden

A

Op goede niveau houden

17
Q

Roet in het eten gooien

A

To spoil something (niet mensen)