Werken met Richtlijnen Flashcards

1
Q

waarom werken we met verzorgingsprotocollen?

A

zo weet jij wat er van je verwacht wordt en hanteert iedereen dezelfde werkwijze

we werken aan een veilige omgeving voor kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarop zijn protocollen gebaseerd?

A

overheidsadvies of wetenschappelijk onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke protocollen kennen we in de kinderopvang of op school?

A
  • ziekte en ongeval
  • voedselallergie
  • geneesmiddelen verstrekking
  • hoofdluis
  • huilen
  • veilig slapen
  • inbakeren
  • kinderen in de zon
  • hygiënewijzer
  • bewaarwijzer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat doe je bij een kind dat ziek is?

A
  • ouders bellen voor de extra zorg en aandacht
  • bij dringend gevaar een arts
  • bij acuut gevaar 112
  • maak vooraf afspraken met collega’s. Wie blijft er bij het zieke kind en wie bij de groep?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de meest voorkomende voedselallergieën?

A
  • ei
  • melk
  • pinda
  • hazelnoot
  • cashewnoot
  • walnoot
  • tarwe
  • vis
  • schaal- en schelpdieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat doe je bij een voedselallergie?

A
  • maak een lijst met veilige voedingsmiddelen samen met de ouders
  • controleer verpakkingen van voedingsmiddelen
  • bij twijfel, niet geven
  • maak afspraken met ouders over medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat doe je bij geneesmiddelen gebruik?

A
  • stel een overeenkomst op met de ouders
  • zorg dat de medicijnen in de originele verpakking aangeleverd worden
  • lees de bijsluiter
  • maak een aftekenlijst voor alle betrokkenen
  • indien nodig: laat je instrueren door een verpleegkundig specialist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat neem je op in een geneesmiddelen overeenkomst?

A
  • welk medicijn
  • gebruik
  • dosering
  • wanneer
  • hoe vaak
  • hoe lang het genomen wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat doe je bij hoofdluis?

A
  • snel ingrijpen
  • informeer ouders van alle kinderen op de groep/klas
  • vraag RIVM toolkit aan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waar vind je vooral hoofdluis?

A
  • achter de oren
  • in de nek
  • onder de pony
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat doe je bij huilen?

A
  • in bed leggen bij tekenen van vermoeidheid
  • rust en regelmaat bieden
  • prikkels wegnemen (= rust)
  • eenzelfde opvolging van gebeurtenissen (= regelmaat)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer hebben we het over een huilbaby?

A

als een baby meer dan 3 uur per dag huilt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat doen we om veilig slapen te waarborgen?

A
  • op de rug laten slapen (nooit op buik als de baby nog niet kan rollen)
  • voorkom dat de baby het te warm krijgt
  • maak een bedje laag op, voeten tegen voeteneinde
  • slaapzak gebruiken is ook veilig
  • temperatuur in de kamer het liefst tussen 15 en 18 graden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is wiegendood?

A

baby’s die plotseling in hun slaap overlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wanneer is de kans op wiegendood het grootst?

A

tussen de 3 en 9 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is inbakeren?

A

een baby in een doek wikkelen, zodat die zich niet kan bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hoe gaan we om met inbakeren?

A
  • overleg met het cb of een arts over specifieke manieren van inbakeren (wanneer ouders daarom vragen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat zijn de gevaren van inbakeren?

A
  • heupafwijking

- ‘levensgevaarlijke situaties’ (boek specificeert dit niet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

waar letten we op bij kinderen in de zon?

A
  • voorkom verbranding
  • tussen 12 en 15 uur niet in de volle zon
  • babies nooit in de volle zon
  • petje of zonnehoedje op
  • 30 minuten vooraf insmeren
  • SPF 30 of hoger gebruiken
  • elke 2 uur insmeren of vaker bij waterpret
  • vraag ouders op zomerse dagen de kinderen thuis alvast in te smeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is het doel van de hygienewijzer?

A
  • houdt ziekteverwekkers tegen
  • verlaagt risico op verspreiding van infectieziekten
  • verkleint kans op kruisbesmetting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

wat is de basisregel voor een hygienische omgeving?

A

zorg ervoor dat alles wat vies is, niet in contact komt met wat schoon is en andersom.

En maak alles dat vies is schoon of gooi het weg.

Een hygienische omgeving begint en eindigt met handhygiene.

22
Q

wat is de basis van schoonmaken?

A
  • van boven naar beneden
  • van schoon naar vies
  • instructies op verpakking van schoonmaakmiddelen volgen
23
Q

wat is belangrijk bij desinfecteren?

A

gebruik alleen toegelaten middelen en handschoenen die voldoen aan de juiste normen.

Overleg bij ziekte eerst met de GGD

24
Q

waarom is er een bewaarwijzer?

A

om het risico op voedselinfecties te voorkomen

25
Q

wat staat er in de bewaarwijzer?

A
  • koelkast op 4 graden
  • plaats eten dat gekoeld bewaard moet worden binnen 2 uur terug in de koelkast
  • gooi voedsel weg als de TGT datum verstreken is
  • beoordeel of voedsel nog gegeten kan worden na de THT datum
  • bewaar restjes in goed afgesloten bakjes en eet ze binnen 2 dagen op
26
Q

wat moet je aan ouders vragen ten aanzien van kinderziektes?

A

of hun kinderen deelnemen aan het rijksvaccinatieprogramma

27
Q

wat betekent weren?

A

dat je een kind tijdelijk, voor zolang het besmettelijk is, niet toelaat op de kinderopvang of op school.

Dit gaat altijd in overleg met de GGD.

28
Q

Wat zijn kenmerken van de Bof?

A
  • komt weinig voor
  • zit in rijksvaccinatieprogramma
  • dikke wang
  • pijn in het oor
  • pijn bij kauwen
  • pijn bij slikken
  • hoef je niet te weren
29
Q

Wat zijn kenmerken van kinkhoest?

A
  • komt regelmatig voor
  • zit in rijksvaccinatieprogramma
  • blaffende hoest
  • benauwd
  • baby’s kunnen er erg ziek van worden
  • houdt baby’s en zwangere vrouwen uit de buurt
  • overleg met GGD
30
Q

Wat zijn kenmerken van mazalen?

A
  • zeer besmettelijk
  • vlekjesziekte
  • melden bij GGD
  • eventueel weren
  • inenting pas bij 14 maanden
  • kans op overlijden
  • gevaarlijk voor zwangere vrouwen
31
Q

wanneer meld je vlekjesziekten bij de GGD?

A

als er twee of meer personen binnen twee weken dezelfde huiduitslag hebben

32
Q

Wat zijn kenmerken van Rode Hond?

A
  • komt weinig voor
  • opgenomen in vaccinatieprogramma
  • gevaarlijk voor zwangere vrouwen
  • rode uitslag
  • vlekjesziekte
  • melden bij GGD
  • weren niet nodig
  • alle ouders informeren
33
Q

Wat zijn kenmerken van Roodvonk?

A
  • niet opgenomen in vaccinatieprogramma
  • rode huid die voelt als kippenvel
  • vlekjesziekte
  • melden bij GGD
  • weren niet nodig
34
Q

Noem de vlekjesziekten

A
  • mazelen
  • rodehond
  • roodvonk
  • waterpokken
  • vijfde ziekte
  • zesde ziekte
35
Q

Wat zijn kenmerken van de waterpokken?

A
  • niet opgenomen in vaccinatieprogramma
  • vlekjesziekte
  • melden bij GGD
  • kleine rode bultjes die veranderen in blaasjes
  • worden korstjes
  • niet laten krabben
  • niet laten zwemmen
  • bultjes jeuken
  • gevaarlijk voor zwangere vrouwen
  • weren niet nodig
36
Q

Wat zijn kenmerken van de vijfde ziekte?

A
  • niet opgenomen in vaccinatieprogramma
  • onschuldig
  • rode vlekjes
  • melden bij GGD
  • weren niet nodig
  • zwangere vrouwen die nooit 5e ziekte gehad hebben overleggen met leidinggevende
37
Q

Wat zijn kenmerken van de zesde ziekte?

A
  • niet opgenomen in vaccinatieprogramma
  • onschuldig
  • vooral onder de 3 jaar
  • rode vlekjes die op de huid lijken te liggen
  • melden bij GGD
  • vlekjesziekte
38
Q

wat doen we bij een infectieziekte?

A
  • informeren ouders

- GGD kan hierbij helpen

39
Q

hoe verspreiden infectieziekte zich

A

via luchtdruppels uit neus, keel en mond

soms via ontlasting

40
Q

wat is ergonomisch werken?

A

het werk zo aanpassen dat het je lichaam zo min mogelijk belast

41
Q

waarom moet je ergonomisch werken?

A

om gezondheidsproblemen te voorkomen

42
Q

voor welke categorieën bestaan wettelijke normen tav ergonomisch werken?

A

tillen en dragen
werken op volwassen hoogte
langdurig reiken
hurken en knielen

43
Q

Wat zijn de normen tav tillen en dragen?

A
  • til kinderen >15 kg zo min mogelijk
  • til kinderen >23 kg niet (gebruik een til lift)
  • als je tilt, zak met een rechte rug door je knieën, en ga met rechte rug weer omhoog
  • zorg voor pauzes tussen het tillen
44
Q

Hoelang mag je zonder rugleunig zitten?

A

maximaal 4 minuten

45
Q

Hoelang mag je reiken?

A

maximaal 3 minuten per keer

leg spullen in de buurt!

46
Q

Hoelang mag je hurken en knielen?

A

maximaal 15 minuten per dag

47
Q

Welke verantwoordelijkheid heeft de werkgever tav ergonomisch werken?

A
  • werkruimte inrichten zodat het voor zo min mogelijk belasting zorgt
  • hoge bedjes
  • trapjes en opstapjes naar bedden en verschoontafels
  • meubilair op volwassen-hoogte
  • meubilair moet makkelijk verplaatsbaar zijn
  • vaatwasser en wasmachine op werkhoogte
48
Q

Wat kan je zelf doen tav ergonomisch werken?

A
  • let op collega’s

- spreek elkaar aan op ongunstige houdingen en activiteiten die belastend zijn

49
Q

wat is het risico van een te hoge werkdruk?

A

werkstress die kan leiden tot gezondheidsklachten, zoals slapeloosheid, burn-out of andere psychische klachten

50
Q

Hoe herken je een hoge werkdruk?

A
  • na elke werkdag uitgeput thuiskomen en niets meer kunnen doen
  • een dag op je werk is te kort voor alle taken
  • je komt slecht in slaap doordat je aan je werk denkt
51
Q

Wat kan je doen tegen werkstress?

A

bedenk taken die jou energie geven en richt je daarop