Voeding als motor van je lichaam Flashcards

1
Q

Wat is gezonde voeding?

A
  • voedingsstoffen die ervoor zorgen dat je lichaam goed functioneert
  • voeding waardoor je je fit voelt
  • voeding zorgt ervoor dat je niet ziek wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer is voeding gezond?

A
  • lekker
  • gevarieerd
  • niet te veel
  • voldoende vezels
  • veel groente en fruit
  • onverzadigde vetten
  • niet te zout
  • drink voldoende
  • matig alcohol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de Schijf van Vijf?

A

Een cirkel met vijf vakken. Elk vak bestaat uit ten groep voedingsproducten. Als je elke dag uit ieder vak de aanbevolen hoeveelheid producten eet ben je gezond bezig. Je krijgt dan alle voedingsstoffen binnen die je nodig hebt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer en door wie is de Schijf van Vijf ontworpen?

A

in 1953

door het voorlichtingsbureau voor de voeding (nu: voedingscentrum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de vijf vakken van de Schijf van Vijf?

A

1: groente en fruit
2: brood, graanproducten en aardappelen
3: vis, peulvruchten, vlees, ei, noten en zuivel
4: smeer- en bereidingsvetten
5: dranken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat hoort er bij vak 1: groente en fruit

A

vers, voorgesneden, diepvries en uit blik zonder toegevoegde suiker en zout

vitamine C en A, foliumzuur, vezels en kalium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat hoort er bij vak 2: brood, graanproducten en aardappelen

A

rijst, couscous, pasta

koolhydraten, eiwitten, vezels, vitamine B, calcium en ijzer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat hoort er bij vak 3: vis, peulvruchten, vlees, ei, noten en zuivel

A

eiwitten, visvetzuren, ijzer, calcium en vitamine B

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat hoort er bij vak 4: smeer- en bereidingsvetten

A

plantaardige oliën, margarine, halvarine

vitamine A, D en E, essentiële vetzuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat hoor er bij vak 5: dranken

A

water, thee, koffie, melk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke functies voor voedingsstoffen zijn er?

A

bouwstoffen
regulerende stoffen
energieleverende stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn voedingsstoffen?

A

eiwitten, koolhydraten en vetten

vitamines, mineralen en water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar zijn bouwstoffen voor?

A

groei en onderhoud van je lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar zijn regulerende stoffen voor?

A

het goede verloop van processen in het lichaam (zoals spijsvertering)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar zijn energieleverende stoffen voor?

A

om het lichaam energie te geven (spieren samentrekken, lichaam op temperatuur houden). We nomen ze ook wel brandstoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar zijn eiwitten voor nodig?

A

opbouw en onderhoud van het lichaam.

Leveren energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar zitten eiwitten in?

A

vlees, vis, zuivelproducten en vleesvervangers

ook in brood, graanproducten en paddenstoelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

War zijn koolhydraten voor nodig?

A

leveren energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar zitten koolhydraten in?

A

graanproducten en peulvruchten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar zijn vetten voor?

A

leveren energie en zijn de bouwstof voor het lichaam

21
Q

Waar zitten vetten in?

A

olie, boter, vis, noten

22
Q

Hoeveel procent van je lichaam is water?

A

60

23
Q

Wat zijn mineralen en vitamines?

A

stoffen die zorgen voor een goede gezondheid, groei en ontwikkeling.

Het zijn regulerende stoffen.

24
Q

Kenmerken vitamine A

A
  • rol bij groei en weerstand

- zitten in groenten, fruit en vetten

25
Q

Kenmerken vitamine B

A
  • belangrijk voor je zenuwstelsel

- zitten in granen, peulvruchten en brood

26
Q

Kenmerken vitamine C

A
  • verhoogt je weerstand

- zitten in groenten en fruit

27
Q

Kenmerken vitamine D

A
  • zorgt voor goede botten en tanden
  • zitten in vette vis en vetten
  • zonlicht zorgt ervoor dat je vitamine D aanmaakt
28
Q

Kenmerken vitamine E

A
  • aanmaak van rode bloedcellen en het in stand houden van spieren
  • zitten in plantaardige producten
29
Q

Welke voedingsbehoefte hebben baby’s?

A
  • eerste zes maanden borstvoeding of flesvoeding
  • vanaf 4 maanden gepureerd fruit- of groentehapje
  • vanaf 6 maanden definitief groeten en fruit
  • vanaf 6 maanden starten met brood
  • vanaf 9 maanden leren kauwen, dus minder gepureerd
  • vanaf 1 jaar opvolgmelk
30
Q

Waaruit bestaan de eetmomenten?

A

3 hoofdmaaltijden en 4 tussendoortjes

31
Q

Waarom adviseren we maximaal 7 eetmomenten?

A

voor het gebit. Zo beperk je de zuuraanvallen.

32
Q

Wat doet de warenwet?

A

die controleert of producten de gezondheid van de consument niet in gevaar brengen

33
Q

Wat zijn E-nummers?

A

toevoegingen die de eigenschappen van een product veranderen of verbeteren

  • smaak versterken
  • kleur verbeteren
  • product langer houdbaar maken

zijn natuurlijk of in een fabriek gemaakt en goedgekeurd oor de Europese Unie.

34
Q

Wat is de voedingswaarde?

A

de energie in calorieën en de voedingsstoffen

35
Q

E100-E180

A

kleurstoffen

36
Q

E200-E290

A

conserveermiddelen

37
Q

E620-E650

A

smaakstoffen

38
Q

E300-E306

A

antioxidanten (gaan verkleuring tegen als er zuurstof bijkomt)

39
Q

E260-E300 en E322-392

A

voedingszuren

40
Q

Hoe bewaar je voedingsproducten?

A
  • koelkast (4 graden)
  • vriezer (-18 graden)
  • afgesloten voorraadkast (nooit boven 20 graden)
41
Q

Wat betekent gekoeld bewaren?

A

in de koelkast

42
Q

Wat betekent koel bewaren?

A

in de koelkast, of koude plek zoals de kelder

43
Q

Wat is THT

A

tenminste houdbaar tot, je kunt het product na deze datum nog wel gebruiken, maar de kwaliteit verminderd

44
Q

Wat is TGT

A

te gebruikten tot, na deze datum gooi je het weg

45
Q

Wat is concerveren?

A

een manier om voedingsmiddelen langer te bewaren

46
Q

Welke conserveer manieren kennen we?

A
invriezen
koelkast
luchtdicht verpakken
inblikken
roken, 
pasteuriseren
drogen
inleggen
47
Q

Welke factoren hebben invloed op eetgedrag?

A
  • gezin
  • persoonlijke, psychoogische factoren (bijv. stress)
  • geloofsovertuiging (hindoe geen rund, moslim geen varken)
  • allergieën
  • ziektes (suikerziekte)
  • persoonlijke overtuiging (vegetariër, veganist, fair-trade, biologisch)
  • financiële situatie
48
Q

Voeding en depressie, wat zijn de conclusies van het onderzoek door Anu Ruusunen?

A
  • gezond eten helpt een depressie voorkomen en zelfs genezen
  • foliumzuur verkleint de kans op depressie
  • vitamine B12 en omega 3 vetzuren hebben geen invloed
  • Suiker vergroot kans op depressie, net als vette voedingsmiddelen
  • koffie heeft een gunstige invloed op depressie