Werjwoorden Flashcards
1
Q
(Ont)vangen
A
(Ont)ving, (h) (ont)vangen - to catch
2
Q
Helpen
A
Hielpen, (h) geholpen - to help
3
Q
Wegen
A
Wogen, (h) gewogen - to weight
4
Q
Beginnen
A
Begonnen, (is) begonnen - to begin
5
Q
Geniet
A
Genoten, (h) genoten - to enjoy
6
Q
Schijnen
A
Scheen, (h) geschenen - shine/seem