Toekomst Worden Flashcards
1
Q
Komen (elkaar) tegen
A
To meet
2
Q
Toevallig
A
Unexpected
3
Q
Bijpraten
A
Catch up
4
Q
Bevallen
A
To suet
5
Q
De stage
A
Internship
6
Q
Het geluk
A
Happiness, success
7
Q
Het verslag
A
Report
8
Q
Heb iets me
A
To have a relationship
9
Q
Inderdaad
A
Indeed, exactly
10
Q
De belevenis
A
Experience
11
Q
Het maatje
A
Buddy
12
Q
Hartstikke
A
From hart
13
Q
Binnenckort
A
Gauw
14
Q
Wrijf het er maar in
A
Yes, tell me once more…
15
Q
Het bejaardentehuis
A
The retirement home
16
Q
Een beroep uitoefenen
A
To do work
17
Q
Bereiken
A
To achieve
18
Q
Burgerlijk/Eenvoundig/Netjes
A
Traditional
19
Q
De zaak/Het bedrijf
A
Business
20
Q
Afronden/Afmaken
A
To complete
21
Q
Op mezelf
A
Alone
22
Q
Reden
A
To save/rescue