wegbeschreiving woordjes Flashcards
1
Q
de weg
A
der Weg
2
Q
de plattegrond van een stad
A
der Stadtplan
3
Q
de kant
A
die Seite
4
Q
de hoek
A
die Ecke
5
Q
vinden
A
finden
6
Q
zoeken
A
suchen
7
Q
tonen
A
zeigen
8
Q
komen (bereiken, geraken)
A
kommen
9
Q
gaan
A
gehen
10
Q
rijden, varen
A
fahren
11
Q
afslaan
A
abbiegen
12
Q
oversteken
A
überqueren
13
Q
liggen
A
liegen
14
Q
de weg vinden
A
sich zurechtfinden
15
Q
verdwalen
A
sich verlaufen = sich verirren
16
Q
in de buurt, dicht (van)
A
in der Nähe (von)
17
Q
ver weg (van)
A
weit entfernt (von)
18
Q
links
A
links
19
Q
rechts
A
rechts
20
Q
rechtdoor
A
geradeaus
21
Q
onderweg
A
unterwegs