100 meest gebruikte woorden Flashcards
1
Q
achter (vz)
A
hinter
2
Q
achteraan (bijwoord)
A
hinten
3
Q
afgelopen maand
A
letzten Monat
4
Q
al
A
schon
5
Q
alleen maar
A
nur
6
Q
alleen nog
A
nur noch
7
Q
als (voorwaarde)
A
wenn
8
Q
alstublieft (vragen/geven)
A
bitte
9
Q
altijd
A
immer