week 9 longen Flashcards

1
Q

risicofactoren longkanker

A
  • niet rokers: familiegeschiedenis (genetisch), meeroken, luchtvervuiling
  • voormalig rokers: leeftijd bij stoppen roken, emfyseem, afwezigheid hooikoorts, familiegeschiedenis, luchtvervuiling
  • huidige rokers: packyears, asbest en stof exposure, emfyseem, afwezigheid hooikoorts, familiegeschiedenis

algemeen risico
blootstelling tabaksrook
genetische vatbaarheid
COPD
levensstijl
dieet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

pack-years

A

aantal pakjes sigaretten per dag vermeningvuldigen met aantal jaar
duur van het roken belangrijker dan het aantal sigaretten per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

lokale klachten tumorgroei

A
  • centrale luchtweg: hoesten, sputum, infectie, hemoptoe, dyspnoe
  • pleuravocht: dyspnoe, hoest, pijn
  • pleura/ thoraxwand ingroei: pijn
  • ingroei nervus recurrens: heesheid
    -> meta’s graag onder de aorta boog
  • oesophagus compressie: passagestoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

syndroom bij longtumoren

A

vena cava superior syndroom
syndroom van horner
pancoast syndroom
bamberger syndroom
paraneoplastisch syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vena cava superior syndroom

A
  • tumor in rechterlong groeit in of om de v. cava superior
  • geeft compressie van v. cava superior -> stuwing -> gezwollen hals/ gelaat, gestuwde halsvenen, hoofdpijn of vaattekeningen op de huid

als blijft bestaan kan herseninfarct ontstaan
wordt gezien bij intrathoracale tumoren:
- longcarcinomen
- lymfomen (NHL)
- mediastinale tumoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

syndroom van Horner

A

aangedane sympathische grensstreng/ganklion:
-schouderpijn
-miosis (vernauwde pupil)
-ptosis (afhangend ooglid)
-anhidrosis (niet kunnen zweten)
-enoftalmie (terugzakken van oogbol)

meestal eenzijdig
voornamelijk door tumor in longtop (sulcus superior) (loopt plexus brachialis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

pancoast syndroom

A

tumor in sulcus superior tast ook zenuwen richting de arm aan
pijn in de schouder uitstralend naar de (boven)arm
syndroom van horner + zwakte en atrofie van de handmusculatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bronchoscopie

A

kijkonderzoek in de (grote) luchtwegen
alle kwabben en segmenten worden bekeken, maar niet de alveoli
geeft informatie over de uitbreiding van de tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

EUS

A

endoscopic ultrasound system
via de slokdarm een punctie nemen
- linkszijdige deel bovenste deel mediastinum
- subcarinale klier
- onderste deel mediastinum beiderzijds
- linker (en rechter) bijnier (via de maag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

EBUS

A

endobronchial ultrasound
via de trachea een punctie nemen
- bovenste deel mediastinum beiderzijds
- subcarinale klier
- hilaire klieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

tansthoracale punctie

A

onder geleide van CT
perifere tumoren
zorgt vaak voor pneumothorax
contra-indicaties:
- respiratoire insufficiëntie
- monolong
- pulmonale hypertensie
- stollingsstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

TNM longkanker

A

T: tumorgrootte en ligging
N: nodus
- N1: in de hilus van dezelfde long als tumor
-N2: tussen de longen in, maar aan dezelfde kant als tumor
-N3: tussen de longen in, maar aan de andere kant als de tumor of in de andere longhulus en/of supraclaviculair/ lage hals klieren

andere lymfeklieren worden M1 genoemd

M: meta’s
-M0: geen meta’s
-M1: meta’s op afstand, vaak hersenen, bot, bijnieren, lever, pleura en pericard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

klinische stadia longkanker op basis van TNM

A

stadium 1: lokale ziekte, in 1 longkwab, geen lymfekliermeta’s
stadium 2: grotere tumor
stadium 3: lokaal gevorderd, beperkt tot 1 helft van de borstkas, maar met lymfeklieren in het mediastinum of de tumoren zijn groter
stadium 4: uitgezaaide longtumoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

behandeling niet-kleincellig longcarcinoom
NSCLC

A

stadium 1: operatie
stadium 2: operatie i.c.m adjuvante therapie
stadium 3: chemotherapie en bestraling en immunotherapie
stadium 4: chemotherapie en/of immunotherapie of gerichte behandelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

resectabiliteit score

A

R0: compleet resectabel zonder microscopische tumorrest
R1: microscopische tumorrest (krijgt adjuvante radiotherapie)
R2: macroscopische tumorrest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

lobectomie

A

longkwab verwijderd
alle bloedvaten en bronchus takken moeten worden verwijderd
vaak met kijkoperatie
moraliteit van 1,7%

17
Q

pneumonectomie rechts

A

hele long verwijderd
open operatie
mortaliteit van 5% (voornamelijk doordat hart grote belasting heeft)

18
Q

NSCLC stadium 1 en 2 behandeling

A

standaard: chirurgie
ook
- hoge dosis bestraling
- immunotherapie

let op micrometa’s met adjuvante behandeling van chemo

19
Q

NSCLC stadium 3 behandeling

A

standaard: chemoradiotherapie
ook
- adjuvante immunotherapie

20
Q

NSCLC stadium4 behandeling

A

standaard: chemo
bij EGFR-mutatie: tyrosine kinase remmers
immunotherapie

21
Q

behandeling kleincellig longcarcinoom (SCLC)

A

veel agressiever dan NSCLC
aanvullende chemo is van belang
stadium 1-2: operatie met adjuvante chemo
stadium 3: chemo-radiotherapie
stadium 4: chemo
rol van immunotherapie beperkt

22
Q

longcarcinoom indeling

A

niet-kleincellig longcarcinoom (85%)
- plaveiselcarcinoom
-adenocarcinoom
-grootcellig carcinoom
-adenosquameus carcinoom
-gecombineerde typen
-carcinoïd
-speekselklier typen

kleincellig longcarcinoom (15%)
-compleet kleincellig
-combinatie van kleincellig met grootcellig

23
Q

plaveiselcarcinoom
+ histologie

A

niet-kleincellig longcarcinoom
centraal gelegen
ontstaan vanuit de bronchus
groot (>4 cm)
centraal cavitatie (necrose)
mannen > vrouwen
zeer sterke relatie met roken
- necrotisch (holtevorming)
- verhoorning (keratine)
- desmoseomen (celbruggen tussen individuele cellen )
- geen buisvorming en slijmvorming (differentiatie met adenocarcinoom)

24
Q

precursor afwijkingen plaveiselcelcarcinoom

A

trilhaar dragende epitheel kan squameus worden = squameuze metaplasie

-> dysplastisch (cellen gaan onregelmatig liggen)

-> hooggradige dysplasie (cellen gaan ophopen met veel grote donkere kernen) CARCINOMA IN SITU -> plaveiselcelcarcinoom (wanneer invasie)

25
Q

adenocarcinoom
+ histologie

A

40% van alle niet-kleincellige carcinomen
alveolaire epitheel (parenchym van de long)
perifeer gelegen
vrouwen> mannen
jongere leeftijd
veel driver mutaties: EGFR/ K-RAS
- buisvorming
- intracytoplasmatisch slijm
- geen desmosomen
- geen verhoorning
- IHC: TTF1 meestal +

26
Q

precursor afwijkingen adenocarcinoom

A

atypische adenomateuze hyperplasie (AAH) (atypische cellen die nog wel over de normale alveolaire septa heen liggen)

-> adenocarcinoma in situ (AIS) ookwel lepidisch type adenocarcinoom

-> invasief adenocarcinoom

27
Q

grootcellig carcinoom
+ histologie

A

10% van alle niet-kleincellige carcinomen
kan overal in long voorkomen
sterk gerelateerd aan roken
vaak enige plaveiselcellige of adeno differentiatie detecteerbaar
- middelgrote tot grote cellen
- vergrofd chromatine (typerend)
- nucleoli duidelijk zichtbaar
-scherpe celgrenzen
- geen buisvorming/ slijmvorming/ verhoorning/ desmosomen
- subtype: grootcellig neuro-endocrien longcarcinoom

28
Q

kleincellig carcinoom
+ histologie

A

15-20% van primaire bronchuscarcinomen
over het algemeen centraal in de long
sterk gerelateerd aan het roken
zeer agressief
neuro-endocrien
meestal uitgezaaid bij diagnose en frequent gepaard met paraneoplastisch syndroom
- op elkaar gedrukte, kleine- middelgrote cellen (monomorf)
- hele hoge kern/cytoplasma ratio
- kernen drukken tegen elkaar aan waardoor ze elkaar gaan vervormen (kern moulding)
- egaal vergrofd chromatine
- geen of onopvallende nucleoli
-geen buisvorming/ slijmvorming/ verhoorning/ desmosomen