Week 9: Hoorcollege's Flashcards
Wat is het belangrijkste kation in de extracellulaire vloeistof?
Natrium is het belangrijkste kation in de extracellulaire vloeistof en bepaalt daarmee het extracellulaire volume.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Waar leid verlies van natrium toe?
Verlies van natrium leidt tot een verminderd extracellulair volume: hypovolemie
HC.1 - Natriumreabsorptie
Wat is volumeregulatie?
Volumeregulatie is de regulatie van de natriumbalans (en inderect de regulatie van het extracellulair volume)
HC.1 - Natriumreabsorptie
Hoe is natrium in het lichaam opgedeeld?
Natrium zit in:
- Bloed (10%)
- Interstitiële vloeistof (30%)
- Bot (45%)
- Bindweefsel (10%)
- Intacellulair (2,5%)
- Transcellulair (2,5%)
HC.1 - Natriumreabsorptie
Wat zijn de gevolgen van een groot natriumverlies?
Gevolgen van een groot natriumverlies zijn:
- Hypovolemie waardoor:
- Daling van hartminuutvolume waardoor:
- Daling van arteriële bloeddruk waardoor:
- Glomerulaire filtratie snelheid daalt waardoor:
- Reabsorptie en uitstroom van Na+ in de proximale tubulus.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Hoe wordt de balans van natrium weer hersteld bij een te groot natrium verlies?
De balans na een te groot natrium verlies wordt hersteld doordat:
1 - De baroreceptoren meten de gedaalde arteriële bloeddruk, deze activeren het sympatische zenuwstelsel die het RAAS activeert
2 - Door de verminderde reabsorptie en uitstroom in de proximale tubulus komt er minder NaCl bij de macula densa cellen welke ook het RAAS actieveren
De activatie van het RAAS geeft een verhoogde renine productie die zorgt voor een verhoogde angiotensine II en Aldosteron. Door met name aldosteron wordt de distale reabsorptie groter en herstelt de natrium concentratie zich in het extracellulaire volume.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Hoe kan je een te kort van natrium zien?
Bij een te kort aan natrium is er een:
- Verlaagde bloeddruk
- Orthostase
- Verlengde capilaire refill
- Verminderde huid tugor
- Droge slijmvliezen
HC.1 - Natriumreabsorptie
Hoe kan je een overschot van natrium zien?
Bij een overschot van natrium is er een:
- Hypertensie
- Oedeem
- Toename van lichaamsgewicht
HC.1 - Natriumreabsorptie
Waar vind de bulk van de reabsorptie plaats?
De bulk van de reabsorptie vindt plaats in de proximale tubulus (65-75%)
HC.1 - Natriumreabsorptie
Waar vind de fijnregulatie plaats?
De fijnregulatie zit in de distale convoluut en in de verzamelbuis.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Hoe groot is het deel in de reabsorptie van de Lis van Henle ongeveer?
In de Lis van Henle vind zo’n 15-20% van de reabsorptie plaats.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Welk deel wat reabsorbeert is gevoellig voor angiotensine II en aldosteron?
Het distale convoluut en de verzamelbuis zijn beide gevoellig voor angiotensine II en aldosteron.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Via welke transporters kan natrium worden gereabosorbeert?
Reabsorptie transporters voor natrium zijn:
- NaH-exchanger (proximale tubulus)
- NaKCl cotransporter (Lis van Henle)
- NaCl cotransporter (distale convoluut)
- Epitheliale natrium kanaal (verzamelbuis)
HC.1 - Natriumreabsorptie
Wat is tubuglomerulaire feedback?
Tuboglomerulaire feedback is een terugkoppelingsmechanisme vanuit de tubulus terug naar de glomerulus.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Waar zorgt de tuboglomerulaire feedback voor?
De tuboglomerulaire feedback zorgt ervoor dat er een constante natrium aanbod is aan het distale convoluut waar de fijnregulatie is.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Hoe zorgt de tuboglomerulaire feedback voor een constant natrium aanbod?
De tuboglomerulaire feedback zorgt voor een constant natrium aanbod door de glomerulaire filtratie snelheid aan te passen, de reabsorptie is variabel afhankelijk van aldosteron en angiotensine II. Het is dus een negatieve feedback loop van de macula densa naar de glomerulus om de glomerulaire filtratiesnelheid te reguleren.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Wat is de meest voorkomende vorm van nierschade?
De meest voorkomende vorm van nierschade is diabetische nierschade.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Waardoor ontstaat diabetische nierschade?
Glucose wordt met een natrium cotransporter gereabsorbeerd in de proximale tubulus, bij diabetes is er een verhoogd aanbod van glucose waardoor er ook veel natrium wordt gereabsorbeerd. Hierdoor is de concentratie natrium die bij de macula densa cellen komt lager dan normaal en wordt er onterecht te tubuglomerulaire feedback loop geactiveerd.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Wat zijn gliflozines?
Gliflozines zijn SGLT2 remmers. Deze werken beschermend tegen nierschade, vertragen de achteruitgang van de nierfunctie en hebben een gunstig effect op de hart en bloedvaten.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Wat doen diuretica?
Diuretica stiumuleren de renale natriumexcretie.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Wat zijn indicaties voor diuretica?
Indicaties diuretica:
- Hypertensie
- Hartfalen
- Levercirose
- Chronische nierschade
- Nierfalen
- Nefrotisch syndroom
HC.1 - Natriumreabsorptie
Wat is een carbonhydrase remmer?
Een carbonhydrase remmer is een diuretica die werkt in de proximale tubulus.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Wat is tiazide?
Tiazide is een diuretica die aangrijpt op het distale convoluut.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Wat is amiloride?
Amiloride is een diuretica de het epitheliale kanaal remt. Dit is een kaliumsparend diuretica.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Hoe heet de diuretica die aangrijpt op de Lis van Henle?
Diuretica die aangrijpt op de Lis van Henle heten Lis diuretica.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Wat is het braking fenomeen?
Het braking fenomeen is het fenomeen dat als je meerdere dagen diuretica gebruikt dat de nier ergens toch compenseert waardoor de diuretica een verminderd effect heeft. Dit kan leiden tot diuretica resistentie.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Wat kunnen oorzaken van diureticaresistentie zijn?
Oorzaken van diuretica resistentie kunnen zijn:
- Diureticum bereikt de tubulus niet
- Tubulus reageert niet op diureticum
HC.1 - Natriumreabsorptie
Wat zijn redenen dat de tubulus niet reageert op een diureticum?
Dat een tubulus niet reageert op een diuretiucm kan komen omdat:
- Er activatie is van het RAAS
- Er nefron remoddeling is
- Er nierinsufficiëntie is
HC.1 - Natriumreabsorptie
Wat zijn oplossingen voor een diureticum resistentie?
Oplossingen voor een diureticum resistentie zijn:
- Zoutbeperking
- 2e diureticum
- Intraveneuze toediening
HC.1 - Natriumreabsorptie
Wat is het advies voor zoutinname bij gezonde mensen?
Het advies van zoutinname bij gezonde mensen is <6g/dag
HC.1 - Natriumreabsorptie
Wat is het advies voor zoutinname bij nier- en hartpatiënten?
Het advies voor zoutinname bij nier- en hartpatiënten is <4g/dag
HC.1 - Natriumreabsorptie
Hoe kan de nier toch natrium uitscheiden?
Door zoutinname neemt de natriumconcentratie toe. Daardoor neemt het extracellulaire volume toe wat ervoor zorgt dat er een stijging is van de bloeddruk. Door de verhoogde bloeddruk krijg je druk natriuresis waardoor de totale natrium concentratie weer herstelt.
HC.1 - Natriumreabsorptie
Wat is osmoregulatie
Osmoregulatie is de regulatie van het aantal deeltjes in het volume van het millieu interieur.
HC.2 - Waterreabsorptie
Hoe wordt de concentratie van het aantal deeltjes gereguleerd?
De concentratie van het aantal deeltjes wordt gereguleerd door de mate van verdunning.
HC.2 - Waterreabsorptie
Waar wordt er voor het gradiënt gezorgt die nodig is voor water reabsorptie?
In de Lis van Henle wordt gezorgt voor het gradiënt die nodig is voor de water reabsorptie.
HC.2 - Waterreabsorptie
Wat zal de maximale osmolariteit van de urine concentratie zijn als er transport mogelijk is tussen de Lis van Henle en de verzamelbuis?
Als er transport mogelijk is tussen de Lis van Henle en de verzamelbuis zal de maximale osmolariteit van de urine concentratie gelijk zijn aan de osmolariteit van het diepste gedeelte van de Lis van Henle.
HC.2 - Waterreabsorptie
Welk hormoon reguleert de osmolariteit van de urine?
Het hormoon dat de osmolariteit van urine reguleert is het anti-diuretisch hormoon.
HC.2 - Waterreabsorptie
Wat zijn aquaporines?
Aquaporines zijn eiwitten in het membraan waar water passief langs kan.
HC.2 - Waterreabsorptie
Waar zit aquaporine 1?
Aquaporine 1 zit in de proximale tubulus en in de dalende tak van de Lis van Henle.
HC.2 - Waterreabsorptie
Waar zit aquaporine 2?
Aquaporine 2 zit in de hoofdcellen van de verzamelbuis aan de apicale zijde. Aquaporine 2 is reguleerbaar.
HC.2 - Waterreabsorptie
Waar zit aquaporine 3?
Aquaporine 3 zit in de hoofdcellen aan de basolateralezijde.
HC.2 - Waterreabsorptie
Waar zit aquaporine 4?
Aquaporine 4 zit in de hoofdcellen aan de basolateralezijde.
HC.2 - Waterreabsorptie
Wat reguleert de aanwezigheid van aquaporine 2?
De aanwezigheid van aquaporine 2 wordt gereguleerd door vasopresine (anti-diuretisch hormoon).
HC.2 - Waterreabsorptie
Hoe wordt aquaporine 2 tot expressie gebracht?
Aquaporine 2 ligt in vesicles in de cel, na een cascade die ingang wordt gezet door vasopresine (anti-diuretisch hormoon) kunnen deze naar de luminale zijde worden getransporteerd.
HC.2 - Waterreabsorptie
Hoe kan de osmolariteit gradiënt in de Lis van Henle toenemen?
Als je met de Lis van Henle naarbeneden gaat kan alleen water eruit, dit water wordt door de bloedvaten (vasa recta) meegenomen waardoor er de osmolariteit gradiënt kan toenemen. Als je omhoog gaat reabsorbeer je juist natrium en krijg je een verhoogde natrium concentratie in het interstitium.
HC.2 - Waterreabsorptie
Welk deeltje naast natrium zorgt ook voor reabsorptie van water via het concentratie gradiënt?
Ureum is een ander deeltje wat ook zorgt voor reabsorptie van water door het concentratie gradiënt.
HC.2 - Waterreabsorptie
Wat doet het coutercurrent mechanisme in de nier?
In de nier heb je een countercurrent mechanisme. Dit zorgt voor een efficiënte uitwisseling en de opbouw van een gradiënt.
HC.2 - Waterreabsorptie
Wanneer wordt de verzamelbuis ook doorgangelijk door ureum?
Als je veel water moet reabsorberen wordt de verzamelbuis ook doorgankelijk voor ureum.
HC.2 - Waterreabsorptie
Door welk hormoon wordt de doorlaatbarheid van de verzamelbuis voor ureum gereguleerd?
De doorlaatbaarheid van de verzamelbuis voor ureum wordt gereguleert door antidiuretisch hormoon.
HC.2 - Waterreabsorptie
Welke hormonen hebben invloed op de NaKCl cotransporter 2 (NKCC2)?
De NaKCl contransporter 2 (NKCC2) staat onder invloed van het anti-diuretisch hormoon en angiotensine 2.
HC.2 - Waterreabsorptie
Wat is het effect van anti-diuretisch hormoon op de NaKCl cotransporter 2 (NKCC2)?
Anti-diuretisch hormoon zorgt bij de NaKCl cotransporter 2 (NKCC2) ervoor dat de natrium reabsorptie daar effectiever is zodat er een gradiënt wordt gemaakt.
HC.2 - Waterreabsorptie
Waarom word er bij een patiënt met een vergroot extracellulair volume een Lis diureticum gegeven?
Een Lis diureticum maakt de NaKCl cotransporter 2 (NKCC2) onklaar hierdoor verdwijnt het gradiënt, waardoor de drijvende kracht achter natrium reabsorptie verdwijnt. Deze mensen zijn dan ook niet in staat om de urine te concentreren of te verdunnen.
HC.2 - Waterreabsorptie