Week 6: ZO's en VO's Flashcards

1
Q

In welke delen kan je het ademhalingssysteem opdelen?

A

In het geleidende deel en het respiritoire deel of in de bovenste en onderste luchtwegen.

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, inleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat omvat het respiritore deel van de luchtwegen?

A

Het respiritoire deel van de luchtwegen omvat: respiritoire bronchioli, de ductus alveolares en de sacculi alveolares.

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, inleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar vind de gaswisseling plaats?

A

De gaswisseling vind plaats in de sacculi alveolaris

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, inleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat omvat het geleidende deel?

A

Het geleidende deel omvat: de mond- en neusholte, de larynx, de trachea, de bronchiën en de bronchioli.

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen , inleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar dient het geleidende deel van de luchtwegen voor?

A

Het geleidende deel dient voor geleiding en conditionering van de lucht

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, inleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 5 belangrijke celtypen van respiritoir epitheel?

A

De 5 belangrijke celtypen van respiritoir epitheel zijn: kolomvormige cellen met trilhaartjes, slijmbekercellen, borstelcellen, kleine granule cellen en basaalcellen.

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, histologie boek: blz 349-370

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vanuit waar krijgt epitheel normaliter zijn nutriënten?

A

Epitheel krijgt normaliter zijn nutriënten uit onderliggend bindweefsel dat de lamina propria heet.

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, histologie boek: blz 85-90

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uit welke lagen bestaat het basaalmembraan?

A

Het basaalmenbraan bestaat uit: de basale lamina (de laag het dichtst bij de epitheel cellen, deze laag bestaat uit fijne fibrillen) en het reticulaire lamina (deze laag is vezelig en meer difuus)

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, Histologie boek: blz 85-90

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is bijzonder aan het basaalmembraan van respiritoir epitheel?

A

Het basaalmembraan van respiritoir epitheel is ongewoon dik en alle cellen van het epitheel staan hiermee in contact omdat het epitheel maar 1 laag dik is.

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, Histologie boek: blz 349-370

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is oedeem?

A

Oedeem is een ophoping van interstitiële vloeistof ik de weefsels.

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, Basic pathology: blz 98-100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt exces oedeem vloeistof gedraineerd?

A

Exces oedeem vloeistof wordt gedraineerd door lymfatische drainage en gaat terug naar het bloed via de ducuts thoracic.

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, Basic pathology: blz 98-100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe word de beweging van vloeistof tussen de vasculaire en de interstitiële ruimte gereguleerd?

A

De beweging van vloeistof tussen de vadculaire en interstitiële ruimte wordt gereguleerd door twee tegengestelde krachten: de vasculaire hydrostatische druk en de colloïd osmotiechr druk.

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, Basic pathology: blz 98-100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 3 fases van shock zijn er en waar worden deze door gekarakteriseerd?

A

Er zijn 3 fases van shock:
- De initiële niet progressieve fase; hier zijn compenserende reflex mechanismen geactiveerd en wordt vitale orgaan perfusie onderhouden.
- De progressieve fase; deze wordt gekarakteriseerd door weefsel hypoperfusie en het begin van een verslechterde circulatie en metabolische stoornis
- De irreversible fase; hier is weefselschade zo ernstig dat herstel niet meer mogelijk is

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, Basic pathology: blz 118-119

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe is de trachea opgebouwd?

A

De trachea bevat C-vormige kraakbeenringen van hyalien kraakbeen, deze versterken de wand van de trachea en houden het lumen open. Het open uiteinde van de kraakbeenringen liggen op het posteriore oppervlak tegen de esophagus en worden overbrugd door een bundel gladde spiercellen en een laag fibro-elastisch weefsel. De trache is bekleed met respiritoir mucosa.

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, E-Module

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke cellen zorgen voor de bekleding van de wand van de bronchiën en bronchiolen?

A

Cellen die de wand van de bronchiën en bronchiolen bekleden zijn:
- trilhaarcellen
-slijmbekercellen
-basale cellen
-clubcellen
-neurondocriene cellen

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, E-Module

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke soort cel zorgt voor de bedekking van 95% van de alveoli

A

Pneumocyten type 1 zorgen voor 95% van de bekleding van het alveolaire oppervlak (het zijn ook erg dunne cellen).

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, E-Module

17
Q

Wat is(/zijn) de funcitie(s) van pneumocyten type 2?

A

Pneumocyten type 2 produceren surfactant en zijn de voorloper cellen van pneumocyten type 1.

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, E-Module

18
Q

Welke type cel is er vooral aanwezig in de alveolaire septa?

A

In de alveolaire septa zijn vooral pneumocyten type 2 aanwezig.

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, E-Module

19
Q

Waar hebben patiënten met longoedeem last van?

A

Patiënten met longoedeem hebben last van dyspnoe en een verhoogde weerstand in het longvaatbed.

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, E-Module

20
Q

Hoe geeft longoedeem hartfalen?

A

Door de verhoogde weerstand in het vaatbed wordt de workload van het rechterventrikel zwaarder wat uiteindelijk kan leiden tot rechterventrikel falen (hartfalen).

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, E-Module

21
Q

Hoe kan je (onder de microscoop) schade aan alveolaire epitheelcellen zien?

A

Je kan schade aan de alveolaire epitheelcellen zien doordat er hyaline membranen zijn gevormd.

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, E-Module

22
Q

Bij shock kan alveolaire damage ontstaan waar kan je dit aan zien?

A

Bij shock kan alveolaire damage ontstaan dit is te zien aan exsudatie necrose van alveolaire epitheelcellen en hyaline membranen.

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, E-Module

23
Q

Hoe ontstaat bij shock de alveolaire damge?

A

De alveolaire damage bij shock ontstaat doordat cytokines ganulocyten activeren die uit de cappilairen zijn getreden in de alveolaire ruimtes. Hierdoor ontstaat er schade aan de type 2 pneumocyten waardoor er een verminderde productie van surfuctant is. Wat er voor zorgt dat er een collaps van de alveoli optreed.

ZO.1 - Microscopische anatomie en pathologie van longen en luchtwegen, E-Module

24
Q

Wanneer komt hemoglobine in de relaxed state?

A

Hemoglobine komt in de relaxed state als er genoeg zuurstoof aan het heemijzer is gebonden.

ZO.2 - Gasdiffusie en gaswisseling, B&B p 647-657

25
Q

In welke staat moet het ijzer zijn om zuurstof te binden?

A

Hb kan alleen zuurstof binden als het ijzer in de Fe2+ staat is

ZO.2 - Gasdiffusie en gaswisseling, B&B p 647-657

26
Q

Waarom kan hemoglobine goed zuurstof afdragen aan myoglobine?

A

Myoglobine is een ander heemijzer bevattende en zuurstofbindend eiwit. Deze is specifiek voor de spieren. De affiniteit van myoglobine voor zuurstof is groter dan die van hemoglobine. Hierdoor kan hemoglobine goed zuurstof afdragen aan myoglobine.

ZO.2 - Gasdiffusie en gaswisseling, B&B p 647-657

27
Q

Wat is anemia?

A

Anemie is de aandoening waarbij er een te kort aan hemoglobine is.

ZO.2 - Gasdiffusie en gaswisseling, B&B p 647-657

28
Q

Wat is polycythemia?

A

Polycythemia is een te veel hematocritten.

ZO.2 - Gasdiffusie en gaswisseling, B&B p 647-657

29
Q

Wat is cyanose?

A

Cyanose is de paarse verkleuring van de huid en slijmvliezen die optreed als er een zuurstof te kort is.

ZO.2 - Gasdiffusie en gaswisseling, B&B p 647-657

30
Q

Wat zorgt voor een lagere affiniteit van hemoglobine voor zuurstof?

A

Een hoge temperatuur, een hoge Pco2 en een laag pH van metabolische actieve weefsels zorgen voor een lagere affiniteit van hemoglobine voor zuurstof.

ZO.2 - Gasdiffusie en gaswisseling, B&B p 647-657