Week 8: Hoorcolleges Flashcards

1
Q

Wat is secretie?

A

Secretie is het uitscheiden van toxische (stoffen in de tubulus).

HC.1 - Disfunctioneren nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is excretie?

A

Excretie is het netto resultaat van de uitscheiding.

HC.1 - Disfunctioneren nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar wordt creatinine gemaakt?

A

Creatinine is een endogene stof dat wordt gemaakt bij het metabolisme van de spieren.

HC.1 - Disfunctioneren nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe verlaat creatinine het lichaam?

A

Creatinine verlaat het lichaam alleen via glomerulaire filtratie.

HC.1 - Disfunctioneren nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar kan je creatinine als maat voor gebruiken?

A

Creatinine kan je als maat gebruiken om te kijken hoe de nierfunctie is is. Bij slecht functionerende nieren zal de creatinine in het bloed verhoogd zijn.

HC.1 - Disfunctioneren nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een nadeel om creatinine te gebruiken als maat voor de nierfunctie.

A

Een nadeel om creatinine te gebruiken als maat voor de nierfunctie is dat je een normaal range hebt. Binnen het normale gebied kan creatinine een stijging geven en deze stijging kan een halvering van je nierfunctie geven echter valt het dus nog steeds binnen normaal waarden.

HC.1 - Disfunctioneren nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn symptomen van nierinsufficiëntie?

A

Symptomen van nierinsufficiëntie zijn:
- Oedeem
- Dyspnoe
- Vermoeidheid
- Misselijkheid

HC.1 - Disfunctioneren nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een normale glomerulaire filtratie snelheid?

A

Een normale glomerulaire filtratie snelheid is 100-120 ml/min.

HC.1 - Disfunctioneren nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bij welke glomerulaire filtratie snelheid ondervinden de meeste patiënten klachten?

A

De meeste patiënten ondervinden pas klachten bij een glomerulaire filtratie snelheid van 30 ml/min.

HC.1 - Disfunctioneren nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bij welke glomerulaire filtratie snelheid moeten de meeste mensen aan de dialyse?

A

De meest mensen moeten aan de dialyse bij een glomerulaire filtratie snelheid van 10 ml/min.

HC.1 - Disfunctioneren nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de functies van de nier?

A

Functies van de nier zijn:
- Uitscheiden van water -> ADH
- Uitscheiden van gifstoffen -> Glomerulaire filtratie snelheid en secretie
- Stimuleert aanmaak van rode bloedcellen -> EPO
- Regulatie zuur-base balans -> uitscheiding H+ en reabsorptie en productie bicarbonaat
- Reglulatie Na/K uitscheiding -> RAAS
- Regulatie bloeddruk
- Rol in botstofwisseling
- Activatie vitamine D3

HC.1 - Disfunctioneren nieren (HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat bepaalt de filtratiedruk van de glomerulaire filtratie snelheid?

A

De verhouding van contractie van de ateriolen voor en na de glomerulus bepaalt de filtratiedruk en de glomerulaire filtratie snelheid.

HC.1 - Disfunctioneren nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is acidemie?

A

Acidemie is het eindresultaat van alle zuur-base stoornissen.

HC.1 - Disfunctioneren nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is acidose?

A

Acidose is een zuur-base stoornis met een specifiek mechanismen.

HC.1 - Disfunctioneren nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uit welke onderdelen bestaat het nefron?

A

Een nefron heeft een afferente en een efferente arteriole. Dan heb je de glomerulus (vaatkluwen), hier wordt gefiltert. De voorurine gaat naar de ruimte van Bouwman vanaf daar gaat het tubulaire systeem in, dan de lis van Henle. Uiteindelijk heb je verzamelbuis.

HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de vaatpool?

A

De vaatpool is de plek waar het bloed in de glomerulus binnenkomt.

HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de urinepool?

A

De urinepool is de plek in de glomerulus waar de voorurine weggaat.

HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar zit het juxtaglomerulaire apparaat?

A

Waar de tubulus de glomerulus aantikt heb je het juxtaglomerulaire apparaat zitten. Het zit dus aan de basis van de vaatpool.

HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waar zitten de macula densa cellen?

A

De macula densa cellen zitten zitten aan de rand van de afferente arteriolen.

HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar zit het glomerulaire basaalmembraan?

A

Het glomerulaire basaalmembraan zit om het capilair in de glomerulus.

HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar zitten de podocyten?

A

De podocyten zitten aan de buitenzijde van het glomerulaire basaalmembraan. Dit zijn epitheliale cellen.

HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat voor soort epitheel zit er aan de buitenzijde van de ruimte van Bouwman.

A

Aan de buitenzijde van de ruimte van Bouwman zit het parietale epitheel.

HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar zitten de mesangiumcellen?

A

In de basis van de glomerulus zitten de mesangiumcellen.

HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de funtie van mesangiumcelllen?

A

Het mesangium is het fundament van de glomerulus, het reguleerd de hydrostatische druk, fagocyteert moleculen in het glomerulaire basaalmembraan en zorgt voor de imunoregulatie van cytokines.

HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is de functie van podocyten?
De podocyt lijkt qua structuur op een soort van octopus. Het heeft dus meerdere "pootjes". Deze zorgt ervoor dat eiwitten in het vat blijven. ## Footnote HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen
26
Waaruit bestaat het glomerulaire basaalmembraan?
Het glomerulaire basaalmembraan bestaat uit: - Collageen IV - Laminine - Proteoglycanen ## Footnote HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen
27
Waar zorgen de proteoglycanen in het basaalmembraan voor?
De proteoglycanen in het basaalmembraan zorgen voor een negatieve lading van het glomerulaire basaalmembraan. ## Footnote HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen
28
Welke drie aspecten zorgen voor de glomerulaire filtratie?
Drie aspecten die zorgen voor glomerulaire filtratie zijn: - Het endotheel is gefenestreerd - Het glomerulaire basaalmembraan - De podocytvoetjes hebben een slitdiafragma dit is een soort van filter ## Footnote HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen
29
Wat is de functie van de proximale tubulus?
De proximale tubulus reabsorbeert zo'n 60% van het water en reabsorbeert ook glucose, mineralen, aminozuren, vitaminen en kleine eiwitten. Het geeft secretie van choline en creatinine en metaboliseert vitamine D. ## Footnote HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen
30
Hoe is de proximale tubulus opgebouwd?
De proximale tubulus bevat aan de rand veel microvilli. Verder heeft het ook veel mitochondriën. Tussen de tubuli zitten capilairen. ## Footnote HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen
31
Waar zorgt het dikke deel van de Lis van Henle voor?
Het dikke deel van de Lis van Henle zorgt voor reabsorbtie van water en NaCl. ## Footnote HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen
32
Wanneer wordt de Lis van Henle, de distale tubulus?
Het dikke deel van de Lis van Henle wordt de distale tubulus net na het juxtaglomerulaire apparaat. ## Footnote HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen
33
Hoe is de distale tubulus opgebouwd?
De distale tubuli is zeer strak geordend opgebouwd. De distale tubulus heeft relatief weinig cytoplasma. Er zijn meer proximale tubuli dan distale tubuli. ## Footnote HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen
34
Wat is de functie van de distale tubulus?
De distale tubulus zorgt voor reabsorptie van NaCl, secretie van H+ en NH4+ en de regulatie van zoutwaterbalans. ## Footnote HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen
35
Hoe zijn de cellen van de verzamelbuis te onderscheiden?
De cellen van de verzamelbuis kan je onderscheiden van andere cellen doordat de celmembranen van deze cellen goed zichtbaar zijn. ## Footnote HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen
36
Wat is de functie van de verzamelbuis?
In de verzamelbuis vind reabsorptie van water en NaCl plaast en is secretie van H+ en absorptie van HCO3-. ## Footnote HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen
37
Wat is de functie van het juxta-glomerulaire apparaat?
Het Juxta-glomerulaire apparaat reguleert de water-zout balans, de glomerulaire filtratiedruk en de renale doorstroming en glomerulaire filtratie. Het produceert ook het hormoon Renine. ## Footnote HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen
38
Waaruit bestaat het juxta-glomerulaire apparaat?
Het juxta-glomerulaire apparaat bestaat uit: - De macula densa cellen - De arteriolen - De juxtaglomerulaire cellen ## Footnote HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen
39
Hoe is de urether opgebouwd?
De binnenste laag van de urether bestaat uit urotheelcellen, dan een muscularis laag en aan de buitenzijde de adventitia. ## Footnote HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen
40
Hoe is de urineblaas opgebouwd?
De urineblaas is ook bekleed met urotheel, na zeven lagen urotheel komt de lamina propria, dit is vooral mucosa maar er kunnen ook spiervezeltjes zien. Daarna komt de muscularis detrusor en dan komt peri-vesicaal vetweefsel. ## Footnote HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen
41
Hoe heet de spierlaag in de blaas?
De spierlaag in de blaas heet de muscularis detrusor. ## Footnote HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen
42
Hoe is urotheel opgebouwd?
Urotheel is meerlagig cillindrisch aan het oppervlakte heeft het paraplucellen. ## Footnote HC.2 - Microscopische anatomie: nier en urinewegen
43
Welke arteriole is de aanvoerende arteriole en welke is de afvoerende bij de glomerulus?
Afferente arteriole is de aanvoerende arteriolen en Efferente arteriolen zijn de afvoerende arteriolen ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
44
Wat is filtratie?
Filtratie is een transport mechanismen waardoor er door het drukgradiënt iets van de ene naar de andere kant gaat. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
45
Hoe noem je vloeistofdruk?
Vloeistofdruk wordt ook wel hydrostatische druk genoemd. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
46
Hoe noem je de druk die ontstaat door een hoge concentratie van deeltjes?
De druk die ontstaat door een hoge concentratie deeltjes noem je de colloïd osmotische druk. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
47
Waardoor zal er in normale omstandigheden altijd filtratie zijn in de glomerulaire capilairen?
Het drukverval in glomerulaire capilairen is gering. De hyrostatsiche druk in een glomerularie capilair is ook vele malen hoger dan die van een capilair ergens anders in het lichaam. Hierdoor zal er in normale omstandigheden altijd filtratie zijn. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
48
Hoe wordt de filtratie snelheid van de glomerulus bepaald?
De verhouding tussen de efferente en de afferente arteriolen voor en na de glomerulus bepalen de druk in de capilaire vaatbedden. Deze druk zorgt voor de filtratiesnelheid. Als de afferente arteriole contraheert neemt de druk in de capilair af, als de efferente contraheert neemt de druk in het capilair toe. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
49
Wat bepaalt de druk (contractie) in de efferente arteriolen?
De druk (contractie) in de efferente arteriolen wordt bepaald door angiotensine 2. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
50
Wat is de filtratieslit?
De filtratie slit is het membraan tussen de podocyt voetjes. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
51
Waaruit bestaat de filtratieslit?
De filtratieslit bestaat uit het in elkaar grijpen van twee eiwitten van de podocyt. Deze heten nefrine en deze zorgen voor een heel fijnmazige filter. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
52
Welke twee barrières zijn er bij de glomerulaire filtratie?
Er zijn twee barrières bij de glomrulaire filtratie: 1 - Ladingsbarrière 2 - Grote selectieviteit ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
53
Wat zorgt voor de lading in de ladingsbarrière?
In de ladingsbarrière zitten proteoglycanen, deze zijn zeer sterk negatief geladen. Deze negatieve lading zit met name in de fenestrae en zorgen ervoor dat negatief geladen deeltjes er niet langs kunnen. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
54
Waardoor wordt de grote selectiviteit van de glomerulaire filtratie bepaalt?
De grote selectiviteit van de glomerulaire filtratie wordt bepaalt door de grote van de fenestrae. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
55
Wat is de klaring?
Klaring is de hoeveelheid plasma die in een gegeven tijd volledig wordt ontdaan van een stof. Dit wordt gegeven in ml/min. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
56
Wanneer is de klaring gelijk aan de glomerulaire filtratie snelheid?
Als een stof volledig gefiltreerd wordt en niet gesecreteerd of geabsorbeerd dan is de klaring gelijk aan de glomerulaire filtratie snelheid. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
57
Wat is de formule van de klaring van een stof?
Klaring stof = (U x V) : P U is de urine concentratie V is het urine volume per tijdseenheid P is de plasma concentratie ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
58
Wanneer is een patiënt in een steady state?
Een patiënt is in een steady state als deze evenveel van een stof aanmaakt als dat het (verbruikt/) uitscheid. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
59
Wat is het nadeel om creatinine te gebruiken als maat voor de glomerulaire filtratie snelheid.
Creatinine kent enige tubulaire secretie, hierdoor kan de glomerulaire filtratie overschat worden. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
60
Wat moet je gebruiken als je de glomerulaire filtratie snelheid echt wilt weten?
Als je de glomerulaire filtratie snelheid echt wilt weten dan moet je inuline gebruiken deze wordt 100% gefiltreerd. Dit wordt in de praktijk echter maar weinig gebruikt. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
61
Waar in de nier gaat de meeste bloed naartoe en waarom?
In de schors van de nier zitten de glomeruli hierdoor gaat hier het meeste bloed naartoe. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
62
Wat is PAH?
PAH is een stof die je kan gebruiken om de renale bloedflow te meten. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
63
Waarom is PAH een goede stof om de renale bloedflow te meten?
PAH is een stof de 100% gesecretiseerd wordt. Als je de klaring van deze stof meet meet je dus de renale plasma flow. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
64
Hoe wordt de bloeddoorstroming in de nieren constant gehouden?
De bloeddoorstroming in de nieren wordt constant gehouden door de autoregulatie. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
65
Bij welke bloeddruk lukt het autoregulatie niet meer om de bloedflow in de nieren constant te houden?
Als de bloeddruk onder de 80mmHg zakt lukt het autoregulatie niet meer om de bloedflow constant te houden en zakt deze in de nieren. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
66
Wat doen de macula densa cellen?
De macula densa cellen kijk hoeveel NaCl eraan komt als de bloeddruk daalt filter je minder NaCl waardoor er bij de macula densa te weinig NaCl aankomt en zorgt uiteindelijk voor vasoconstrictie en natrium reabsorptie. Door de productie van renine te triggeren. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
67
Hoe triggeren de macula densa cellen de productie van renine?
De macula densa cellen triggeren de productie van renine via prosteoglandines. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
68
Hoe zorgt de activatie van renine productie voor vasoconstrictie en natrium absorptie in de nieren?
Door renine krijg je aldosteron en angiotensine. Het RAAS systeem wordt geactiveerd. Dit zorgt voor vasoconstrictie en reabsorptie van Natrium. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
69
Hoe zorgen de macula densa cellen voor vasoconstrictie en natrium reabsorptie?
De macula densa cellen kijkt hoeveel NaCl eraan komt. Bij een lage bloeddruk wordt er minder NaCl gefiltreerd waardoor er bij de macula densa cellen te weinig NaCl komt. Via prosteoglandines geeft het een signaal voor de productie van renine. Door renine krijg je aldosteron en angiotensine (RAAS) en dit zorgt voor natriumreabsorptie en vasoconstrictie. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
70
Wat is de Tubulo glomerulaire feedback?
De Tubulo glomerulaire feedback is dat als er veel NaCl bij de macula densa komt dan zal er afferente vasoconstrictie optreden. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
71
Wat is de tubuloglomerulaire balans?
De tubuloglomerulaire balans is voor een deel de effecten van de tubuloglomerulaire feedback en voor een deel dat als de Glomerulaire filtratie toenmeent (filtreer je meer). Als je veel filtreert is de druk in de capilairen lager en wil het meer reabsorberen. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
72
Welke componenten vormen de regulatie van de glomerulaire filtratie flow?
De componenten die de glomerulaire filtratie flow vormen zijn: - Autoregulatie - RAAS - Tubuloglomerulaire feedback ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
73
Hoe zorgt autoregulatie voor de regulatie voor de glomerulaire filtratie flow?
Via het myogenereflex en afferente constrictie en dillatie zorgt autoregulatie voor de regulatie van de glomerulaire filtratie flow. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
74
Hoe zorgt het RAAS voor de regulatie van de glomerulaire filtratie flow?
Via het symptaicus baroreflex en als er een laag aanbod is van Na+ aan de macula densa verhoogd het de productie van reninene wat angiotensine 2 activeer wat zorg voor efferente vasoconstrictie. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
75
Hoe zorgt de tubuloglomerulaire feedback voor regulatie van de glomerulaire filtratie flow?
Via een hoge glomerulaire filtratie flow is er een groter aanbod van Na+ aan de macula dense cellen wat zorgt voor afferente vasoconstrictie waardoor de glomerulaire filtratie flow omlaag gaat. ## Footnote HC.3 - Regulatie van renale bloeddoorstroming en glomerulaire filtratie
76
Wanneer kan je een röntgenfoto voor de nieren gebruiken?
Als je een röntgenfoto maakt van de nieren gebruik je deze bij aspecifieke klachten of voor een follow up bij niersteen. Niersteen kan je wel als densiteit echter zijn de nieren lastig te onderscheiden van andere organen op een röntgenfoto. ## Footnote HC.4 - Afbeeldingstechnieken
77
Wat veraad op de echo dat een (mogelijke) densiteit een niersteen is?
Een slagschaduw op de echo verraad dat een (mogelijke) densiteit een niersteen is. ## Footnote HC.4 - Afbeeldingstechnieken
78
Wat zijn voordelen van echografie?
Voordelen van echgrafie zijn: - Geen straling - Mobiel apparaat - Kan veel organen zien ## Footnote HC.4 - Afbeeldingstechnieken
79
Wat is een contra-indicatie voor echografie?
Een contra-indicatie voor echografie is te veel vetweefsel. ## Footnote HC.4 - Afbeeldingstechnieken
80
Wat zijn nadelen van echografie?
Nadelen van echografie zijn: - Kost tijd om te maken - Kwaliteit afhankelijk van de echograaf - Je kan structuren niet zien die lucht bevatten ## Footnote HC.4 - Afbeeldingstechnieken
81
Wat zie je bij hydronefrose?
Bij hydronefrose kan je urnie niet kwijt waardoor deze zelf gaat vergroten, de urether en de pyelum zijn vergroot en dat zie je op de echo. ## Footnote HC.4 - Afbeeldingstechnieken
82
Wat is een micticystogram?
Een micticystogram is een onderzoek met röntgen, via een katheter wordt er een contrast in de blaas gespoten en er wordt gekeken of de contrastvloeistof terugloopt naar de nieren. Je kan dan kijken of het klepsysteem functioneel is. ## Footnote HC.4 - Afbeeldingstechnieken
83
Hoe is de ernst van vesico-urethrale reflux verdeeld?
Vesico-urethrale reflux is verdeeld in graden: Graad 1 - Terugstroom tot in de urineleider Graad 2 - Terugstroom komt tot nier Graad 3 - Terugstroom komt tot pyelum Graad 4 - Terugstroom komt tot calix renalis, matig gedilateerd Graad 5 - Terugstroom komt tot calix renalis, ernstig gedilateerd nierschade ## Footnote HC.4 - Afbeeldingstechnieken
84
Wat zijn voordelen van de CT-scan?
Voordelen CT-scan: - Snelle techniek - Computer kan reconstructies maken - Kan organen bij obese patiënten goed zichtbaar maken ## Footnote HC.4 - Afbeeldingstechnieken
85
Wat zijn nadelen van de CT-scan?
Nadelen van CT-scan zijn: - Gebruikt röntgenstralling - Patiënten kunnen allergisch zijn voor contrast - Patiënten met nierinsufficiëntie kunnen geen contrast aan ## Footnote HC.4 - Afbeeldingstechnieken
86
Welke fases bevat de mictiecyclus?
De mictiecyclus bestaat uit: - De vulfase (opslagfase) - Ledigingsfase (mictiefase) ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
87
Wat gebeurd er als de blaas de maximale capiciteit bereikt?
Als de blaas de maximale capiciteit bereikt, gaat de m. detrusor contraheren en de urethrale sphincter moet maximaal relaxeren. ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
88
Wat zorgt ervoor dat je onder een lage druk kan plassen?
De coördinatie van de m. detrussor en de urethrale sphincter zorgt ervoor dat je onder een lage druk kan plassen. ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
89
Door welk zenuwstelsel wordt de m. detrussor aangestuurd?
De m. detrussor is een gladde spier en wordt dus aangestuurd door het parasympaticus zenuwstelsel. ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
90
Door welk zenuwstelsel wordt de urethrale sphincter aangestuurd?
De urethrale sphincter is een dwarsgestreepte spier en wordt aangestuurd door het somatische zenuwstelsel. ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
91
Welk deel van het zenuwstelsel zorgt voor de timing van de mictie?
De cortex zorgt voor de timing van de mictie. ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
92
Welk deel van het zenwustelsel zorgt voor de coördinatie van de mictie?
De pons zorgt voor de coördinatie van de mictie. ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
93
Wat zorgt voor de versterking van de prikkel en de fijnafstelling van de mictie?
Het mictiecentrum zorgt voor de versterking van de prikkel en de fijnafstelling van de mictie. ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
94
Waar zit het mictiecentrum?
Het micticentrum zit in het ruggenmerg. ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
95
Welke zenuw is verantwoordelijk voor de motorische innervatie van de m. detrussor?
De plexus pelvicus is verantwoordelijk voor de motorische innervatie van de m. detrussor. ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
96
Wat innerveert de bekkenbodem?
Vezels die uit S2/S3 ontspringen gaan via de nervus pudendus naar de bekken bodem en innerveren de bekkenbodem. ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
97
Hoe wordt de rek van de blaas doorgegeven aan de hersenen?
In de blaasspier zitten mechanoreceptoren die het reksignaal doorgeven via de plexus hypogatricus naar de pons en vanuit daar naar de cortex. ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
98
Hoe wordt het signaaldoorgegeven voor mictie na het ontvangen van het reksignaal?
Nadat de cortex het signaal heeft verwerkt gaat het naar de pons. Vanaf daar gaat het naar het sacralemictiecentrum en deze innerveert de nervus pudendus en de plexus pelvicus. ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
99
Hoe kenmerkt een laesie op cortex niveau met betrekking tot de mictie?
Een laesie op cortex gebied kenmerkt zich bij de blaas door urgency en frequency (pt heeft veel aandrang en moet snel) ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
100
Hoe kenmerkt een laesie in het ruggenmerg zich met betrekking tot de mictie?
Een laesie in het ruggenmerg veroorzaakt dat de coördinatie tussen de blaasspier en de sphincter verdwijnt. De sphincter contraheer tijdens de contractie van de blaas en je hebt dan een functionele obstructie. ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
101
Wat gebeurd er als de urethrale sphincter contraheert als de m. detrussor contraheert?
Als de urethrale sphincter contraheert als er contractie is van de m. detrussor moet de m. detrussor steeds harder werken om de obstructie te overwinnen. Dit leid tot een steeds dikkere en overactieve blaas. ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
102
Waar leidt een dikke blaas toe?
Een dikke blaas leidt tot een drukverhoging in de blaas en dit kan leiden tot nierfunctie stoornissen. (proximale urehtra verwijd ook) ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
103
Hoe kenmerkt een perifere laesie zich met betrekking tot de mictie?
Bij een perifere laesie zijn alle 3 de centra uitgeschakeld, je krijgt dan een slappe grote blaas. Hierdoor kan je weinig of niet plassen. ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
104
Hoe wordt een urodynamisch onderzoek uitgevoerd?
Uitvoering urodynamisch onderzoek: - Blaas wordt gevuld terwijl je de druk in de blaas meet - De druk in het rectum wordt gemeten als maat voor de abdominale druk - Je kan door deze drukken te meten zien wat er gebeurd in de blaas - Daarnaast worden er ook röntgenfoto's gemaakt ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
105
Welke receptoren bevat de m. detrussor?
De m. detrussor heeft muscarine receptoren die reageren op acetylcholine. ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
106
Welke anticholinergica zijn er beschikbaar?
Beschikbare anticholinergica: - Oxybutynine - Tolterodine - Solifenancine - Darifenancine ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
107
Wat zijn bijwerkingen van de anticholinergica?
Bijwerkingen anticholinergica: - Obsipatie - Droge mond (zweetproductie neemt af) - Troebel zien (dit is belangrijk om aan te geven bij MS patiënten) ## Footnote HC.5 - Innervatie blaas en mictiereflex
108
Wat is transcellulaire reabsorptie?
Bij transcellulaire reabsorptie vind reabsorptie plaats door de cel heen langs het apicale membraan en het basolaterale membraan. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
109
Wat is paracellulaire reabsorptie?
Bij paracellulaire reabsorptie vind de reabsorptie plaats tussen de cellen door en langs de tight junctions. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
110
Waar dient het tweede capillaire bed voor?
In het tweede capillair bed vind de reabsorptie plaats en word de zuurstof aangevoerd die nodig is voor het actieve transport. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
111
Waar in het nefron vind de meeste secretie plaats?
In het laatste deel van de proximale tubulus vind de meeste secretie plaats. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
112
Wat is de drijvende kracht voor glucose reabsorptie?
De drijvende kracht voor glucose reabsorptie is de natrium reabsorptie. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
113
Hoe gaat de reabsorptie van glucose uit de nier in het bloed?
Aan de apicale zijde van de cel zit een natrium glucose transporter deze neemt samen 1 natrium en 1 glucose de cel in. Er is nu in de cel een glucosegradiënt die hoger is dan in het bloed. Via de glucosecarrier aan de basolaterale kant kan glucose door diffusie de cel verlaten naar de bloedbaan. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
114
Hoe komt water mee bij glucosetransport?
Door de aquaporines gaat water osmotisch gedreven paracellulair mee. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
115
Hoe heet de glucosesymporter in het eerste segment van de proximale tubulus?
SGLT2 is een glucosesymport in het eerste segment van de proximale tubulus. Deze reaborbeerd zo'n 90% van de glucose. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
116
Hoe heet de glucosesymporter in het 2/3e segment van de proximale tubulus?
SGLT1 is de glucosesymporter in het 2/3e segment van de proximale tubulus. Deze transporteert zo'n 10% van de glucose. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
117
Hoeveel natrium transporteert de SGLT2 transporter per glucose molecuul en wat is hier het voordeel van?
SGLT2 transporteert per glucose molecuul, 1 natrium. Het voordeel hiervan is dat het energetisch gezien laag is en kan je meer importeren. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
118
Hoeveel natrium transporteert SGLT1 per glucose molecuul en wat is hier het voordeel van?
SGLT1 transporteert per glucose molecuul, 2 natrium. Door 2 natrium te transporteren is het makkelijker om tegen het concentratie gradiënt te importeren. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
119
Bijna al het glucose wordt gereabsorbeerd, hoe kan het dat iemand dan toch glucose plast (bij bv diabetes mellitus)?
Reabsorptie is afhankelijk van het aantal transporters dat je hebt. Als er sprake is van een heel hoog glucose aanbod in het bloed, overstijg je het aantal transporters en bereik je een maximum. Als dit transportmaximum bereikt is kan glucose niet meer gereabsorbeerd worden en gaat het weg via de secretie. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
120
Wat is het transportmaxiumum?
Heet transportmaximum ligt tussen de 11-16 mmol glucose. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
121
Wat is splay?
Het verschil tussen de theoretische drempel (16mmol) en de werkelijke drempel noem je splay. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
122
Waardoor wordt splay veroorzaakt?
Splay wordt veroorzaakt door de variatie tussen nefronen. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
123
Welke variatie tussen nefronen zorgt voor splay?
Splay: variatie tussen nefronen - Sommige nefronen hebben op single nefron niveau een hogere of een lagere glomerulaire filtratie snelheid - Stroomstnelheid van de tubulaire vloeistof - Niet elk nefron heeft hetzelfde aantal transporteiwitten. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
124
Wat is koolzuuranhydrase?
Koolzuuranhydrase is een enzym dat de reactie faciliteert die ervoor zorgt dat H+ en bicarbonaat CO2 en H2O wordt. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
125
Wat is solvent drag?
De solvent drag is het fenomeen dat er door de osmotische werking water paracellulair uit de tubulus gaat en dan ionen meesleept. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
126
Wat is manier 1 om gefiltreerde eiwitten te reabsorberen?
Kleine gefilteerde eiwitten worden afgebroken door proteases en worden gerabsorbeerd als aminozuren. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
127
Wat is manier 2 om gefilterde eiwitten te reabsorberen?
Je kan eiwitten reabsorberen via endocytose en lysomale afbraak. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
128
Hoeveel mg eiwit is normaal in de urine?
In normale urine zit zo'n 30mg/dag eiwitten ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
129
Wanneer is er sprake van protëinurie?
Er is sprake van proteïnurie als er meer dan 300 mg/dag eiwit in de urine zit. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
130
Bij een excretie van >3,5 g/dag eiwit in de urine wat zou de oorzaak hiervan kunnen zijn?
Bij een excretie van >3,5 g/dag eiwit in de urine is er sprake van een deffecte filter op glomerulair niveau. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
131
Bij excretie van <2 g/dag eiwit in de urine wat zou daar de oorzaak van kunnen zijn?
Bij excretie van <2 g/dag eiwit in de urine is er sprake van Tubulair disfunctioneren (tubulus heeft een maxiumum reabsorptie capiciteit) Of er is sprake van overloop wat inhoud dat er te veel eiwit in het bloed aanwezig is. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
132
Wat kunnen oorzaken zijn van overloop proteïnurie?
Oorzaken van ooverloop proteïnurie zijn: - Verhoogde plasmaspiegels - Verhoogde single nefron glomerulaire filtratiesnelheid - Genetische afwijkingen in transport eiwitten - Faconi's syndroom ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
133
Wat is Faconi's syndroom?
Faconi's syndroom is een deffect in de mitochondriën of in de Na/K pomp. Hierdoor zit er een deffect in de reabsorptie processen. Dit kan aangeboren of verworven zijn. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
134
Waar gebeurt de secretie van organische anionen en kationen?
Secretie van organische anionen en kationen gebeurt laat in de proximalle tubullie (S3). ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
135
Waardoor is er competitie tussen aninonen onderling en kationen onderling?
Je hebt maar een beperkt aantal transporters hierdoor is er competitie tussen anionen onderling en kationen onderling. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
136
Wat is een voordeel en wat is een nadeel van de competitie van anionen onderling en kationen onderling?
Een voordeel van de competitie van anionen onderling en kationen onderling is dat je het kan gebruiken om de biologische werkzaamheid van het medicijn te vergroten. Echter is een nadeel dat toxische delen langer in het lichaam zijn. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
137
Waardoor wordt de secretie van organische verbindingen (anionen/kationen) gedreven?
Secretie van organische verbindingen (anionen/kationen) wordt gedreven door de NaK-pomp. ## Footnote HC.6 - Tubulaire reabsorptie en secretie
138
Waneer heb je polyurie?
Je hebt polyurie als je meer dan 3 Liter urine per dag produceert. ## Footnote HC.7 - Tubulaire reabsorptie en secretie, uitwerking van een casus
139
Hoe worden eiwitten tegengehouden door de filtratiebarrière?
Eiwitten worden tegengehouden door de filtratiebarrière: - Door de negatieve glycocalix - Door de filtratieslits bij voeten van de podocyten ## Footnote HC.7 - Tubulaire reabsorptie en secretie, uitwerking van een casus