Week 9 Flashcards

1
Q

Wat zijn de essentiële vetzuren?

A

Omega-3 en omega-6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar vind je omega-3?

A

In visolie en walnoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar vind je omega-6?

A

Plantenolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vanaf waar tel je de onverzadigde bindingen?

A

Vanaf de methylgroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welk vetzuur is C18:2n-6?

A

Omega 6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welk vetzuur is C18:3n-3?

A

Omega 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de gunstige werking van het feit dat voedingsvezel de voedselvertering vertraagt?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de gunstige werking van het feit dat voedingsvezel water bindt en het voedselvolume vergroot?

A

Dat verlaagt de glycemische index

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de gunstige werking van het feit dat voedingsvezel galzure zouten bindt?

A

Dit verlaagt LDL cholesterol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de gunstige werking van het feit dat voedingsvezel de darmperistaltiek activeert?

A

Dat bevordert de stoelgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de gunstige werking van het feit dat voedingsvezel de darm pH buffert en de darmflora bevordert?

A

Het verlaagt de kans op colorectaal kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoeveel van het lichaamsgewicht bestaat uit micronutriënten?

A

Ongeveer 3%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem wat voorbeelden van macromineralen

A

Mg, Ca, P, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem wat voorbeelden van spoorelementen

A

Fe, F, I, Cu, Zn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke vitamines zijn vet- en welke wateroplosbaar?

A

Vetoplosbaar: A, D, E, K

Wateroplosbaar: B1, 2, 3, 5, 6, biotine, foliumzuur, B12, C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar spelen vitamine B’s de grootste rol in?

A

Ze zijn de bouwsteen voor veel co-enzymen en essentieel in de intermediaire stofwisseling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de functie van vitamine E?

A

Visus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de functie van vitamine C?

A

Collageen synthese, antioxidant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de functie van vitamine D?

A

Ligand transcriptiefactor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de functie van vitamine E?

A

Antioxidant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de functie van vitamine K?

A

Gamma carboxylering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat bepaalt hoe snel een vitamine tekort optreedt?

A

Lichaamsvoorraden

23
Q

Waardoor ontstaat beriberi?

A

Een thiaminetekort door een eenzijdig witte rijst dieet

24
Q

Wat krijg je bij natte beriberi?

A

Hartproblemen, zoals tachycardie, decompensatio cordis, ascites

25
Q

Wat krijg je bij droge beriberi?

A

Neuronale problemen, zoals polyneuritis, motorische en sensorische dysfunctie van de extremiteiten, verlies oogcoordinatie

26
Q

Wat zijn pathways die afhankelijk zijn van TPP+ die aangetast zijn door een vitamine B1 tekort?

A
  1. Pyruvaat dehydrogenase → aerobe glycolyse
  2. a-ketoglutaraatdehydrogenase → citroenzuurcyclus
  3. Vertakt a-ketozuur dehydrogenase → aminozuurafbraak
  4. Transketolase → pentose-fosfaat shunt
  5. Acetylcholine synthese
27
Q

Welke paden zijn afhankelijk van vitamine B6?

A
  1. Transaminases → gluconeogenese, ureumcyclus
  2. Phosphorylase → glycogenolyse
28
Q

Waar is propionyl-COA-carboxylase belangrijk voor?

A

Voor de afbraak van glucogene aminozuren

29
Q

Waar zorgt een vitamine B12 defcientie voor?

A

Een methylmalonyl-CoA defect, hierdoor kan uit methylmalonyl-CoA geen succinyl-CoA worden gemaakt. Zo kan er dus niet meer uit vetzuren glucose gemaakt worden en stapelt methylmalonyl-CoA op.

30
Q

Wat zijn 3 overeenkomstige symptomen die voorkomen bij alle vitamine B deficiënties?

A
  1. Dermatitis
  2. Diarree
  3. Depressiviteit
31
Q

Wat zijn symptomen van Wernicke-Korsakoff?

A
  1. Oogspierverlamming
  2. Desoriëntatie
  3. Extreme geheugenproblemen
  4. Coma/dood
32
Q

Welk vitamine is tekort bij Wernicke-Korsakoff?

A

Vitamine B

33
Q

Welk vitamines/stoffen zijn tekort bij anemie?

A
  1. Vitamine B12
  2. Foliumzuur
  3. Vitamine E
  4. Ijzer
34
Q

Wat zijn symptomen van anemie?

A
  1. Bleke slijmvliezen
  2. Minder RBC’s
  3. Vermoeiheid
  4. Vereardheid
  5. Kortademigheid
35
Q

Welke vitamine is tekort bij scheurbuik?

A

Vitamine C

36
Q

Wat zijn symptomen van scheurbuik?

A
  1. Huidbloedingen op de benen
  2. Neusbloedingen
  3. Gezwollen, pijnlijk tandvlees
  4. Tanduitval
37
Q

Wat zijn 3 functies van vitamine C?

A
  1. Collageenvorming
  2. Synthese carnitine, noradrenaline
  3. Antioxidant (hydrofiel)
38
Q

Wat zijn symptomen van een vitamine E deficiëntie?

A
  • Neurologische problemen
  • Hemolytische anemie
39
Q

Hoe loop je een vitamine E tekort op?

A

het is secundair aan vetopnameproblemen

40
Q

Waar geeft een vitamine E tekort je grotere kans op?

A

Hart- en vaatziekten

41
Q

Waardoor wordt kwaliteit van voeding bepaald?

A

Door de aanwezigheid van essentiele componenten (aminozuren, vetzuren, vitamines, sporenelementen) en de aanwezigheid van voedingsvezel

42
Q

Waar zijn de B-vitamines bij betrokken binnen de energiehuishouding?

A

Transfer van specifieke functionele groepen

43
Q

Waar zijn vitamine B11 en B12 belangrijk voor?

A

Bloedcelvorming

44
Q

Welke vitamines spelen een rol in de genregulatie?

A

A en D

45
Q

Hoe verhoudt zich de ‘gemiddelde behoefte’ (Estimated Average Requirement, EAR) tot de ‘aanbevolen hoeveelheid’ (Recommended Daily Allowance, RDA) van een bepaald vitamine?

A

De gemiddelde behoefte is gelijk aan de inneming die toereikend is voor de helft van de populatie.

De aanbevolen hoeveelheid is het niveau van inneming waarbij de inneming voor vrijwel iedereen in die populatie voldoende is.

Deze aanbevolen hoeveelheid wordt bepaald door de gemiddelde behoefte + 2x de standaarddeviatie van die gemiddelde behoefte.

46
Q

Wat wordt bedoeld met de ‘aanvaardbare bovengrens van inneming’ (Tolerable Upper Intake Level)?

A

De aanvaardbare bovengrens van inneming is het niveau van inneming waarboven de kans bestaat dat ongewenste effecten optreden.

47
Q

Waarom kunnen hersenen geen vetzuur verbranden?

A

De hersenen hebben een ander CPT-1 op ER, maar niet een CPT voor de mito’s dus er kan geen vetzuur de mito in

48
Q

Waarom kan vetzuur niet worden omgezet tot glucose?

A

Acetyl-CoA uit de B-oxidatie levert nooit nieuwe oxaalacetaat op voor glucosevorming, je verliest in de cyclus de C atomen

49
Q

Waarom kun je geen ketonlichamen maken uit glucose?

A

Het acetyl-CoA wat uit glucose wordt gemaakt remt zijn eigen vorming. Je krijgt dus nooit genoeg acetyl-CoA

50
Q

Waarom blijft ook na langdurig vasten glucose nodig voor de hersenen?

A

In hersenen wordt a-ketoglutaraat gebruikt voor neurotransmitters, dus je hebt glucose nodig om de citroenzuurcyclus te blijven aanvullen met oxaalacetaat (uit glucose)

51
Q

Hoe draagt spierglycogeen toch bij aan de bloedsuikerspiegel?

A

Pyruvaat wordt omgezet naar lactaat, dit wordt in de lever omgezet tot glucose

52
Q

Op welke 2 manieren kan de spier het bloedglucose omhoog krijgen?

A
  1. Eiwit -> aminozuren, in de lever wordt dit omgezet tot a-ketozuur en NH3, dit wordt alanine en dan glucose
  2. De spier maakt lactaat, dit wordt in de lever omgezet tot glucose
53
Q

Waarom leidt lactose niet tot vetvorming, en sucrose wel?

A
  • Galactose gedraagt zich al glucose, kan worden omgezet tot glucose-6-fosfaat
  • Bij fructose en glucoseinname kun je niet van beneden naar boven. Het product van fructose komt te laag in de keten binnen om weer omhoog te kunnen en wordt dan vetzuren