Week 9 Flashcards

1
Q

Waar in het lichaam bevinden zich sphincter

A
  • Oesophagus, einde van de maag en rectum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de voornaamste hoofdfuncties van de tractus digestivus

A
  • Motoriek
  • Secretie
  • Digestie
  • Resorptie
  • Productie faeces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe is de duodenum opgebouwd

A
  1. Mucosa, klieren voor afscheiding verteringssappen
    a. Epitheellaag: plooien voor opp. vergroting
    b. Lamina propria: klieren en bindweefsel
    c. Lamina muscularis mucosae: spierlaag
  2. Submucosa: bindweefsel met klieren, bloedvaten
  3. Muscularis externa: gladde spieren
  4. Serosa: buitenbekleding, bindweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn villi

A

Darmvlokken aan de luminale kant van het darmepitheel die zorgen voor contact oppervlaktevergroting van de darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uit welke lagen in de colon opgebouwd

A
  • Crypten van Lieberkühn
  • Lamina propria
  • Lamina muscularis mucosae
  • Submucosa
  • Muscularis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de crypten van Lieberkühn

A

Laag onder de villi waarin zich verschillende cellen bevinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soorten cellen zijn in de crypten van Lieberkühn te vinden

A
  • Surface absorptive cell
  • Slijmbeker cel
  • Endocriene cel
  • Stam cel
  • Undifferentiated crypt cell
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe zijn actine en myosine filamenten georiënteerd in gladde spiercellen

A

De filamenten zijn schuin georiënteerd binnen de cel met ankerpunten aan beide kanten van de cel, filamenten lopen kriskras door elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe contracteren gladde spiercellen

A
  1. Extracellulair calcium gaat de cel binnen door spanningsafhankelijke calcium kanalen
  2. Intracellulair calcium komt vrij uit SR door calcium-induced calcium release
  3. Als SR calcium opslag uitgeput is gaat er een (nog onbekend) signaal naar de store-operatel Ca-channel en komt er nog meer extracellulair calcium de cel binnen wat leidt tot contractie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Is het samentrekken van gladde spiercellen langzamer of sneller dan skeletspieren en hartspier

A

Langzamer maar efficiënter want kost minder energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe werkt IP3 activatie (contractie gladde spiercel)

A
  1. Agonist bindt aan zijn (GPCR) receptor in membraan
  2. A-subunit activeert PIP2 wat wordt afgesplitst in DAG en IP3
  3. De binding van IP3 aan Ca-kanaal in SR opent het kanaal waardoor intracellulair calcium de cel in kan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe vind actine-myosine contractie plaats in gladde spiercellen

A
  1. Calcium bindt aan calmodulin
  2. Calmoduline bindt aan MLCK en vormt dan een “active calmodlin MLCK complex”
  3. Het active calmodulin MLCK complex fosforyleert het inactieve myosine
  4. Actine myosine verschuivingen kunnen nu plaatsvinden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zorgt voor beëindiging van contractie gladde spiercellen

A
  • Defosforylatie

- [Ca] ⬇️

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn varicositeiten

A

Axonale verdikkingen van de zenuweindigingen op gladde spiercellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 2 soorten gladde spieren zijn in de darm aanwezig

A
  • Multi-unit: per spiervezel 1 zenuwvezel

- Unitary: 1 zenuw eindigt op meerdere spiervezels, elektrische stroom wordt door gap-junctions doorgegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het voordeel van unitary gladde spieren

A

Met 1 klein signaal kan je veel spiervezels laten contraheren waardoor nauwkeurige bewegingen minder van belang zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat voor verschillende golven kan je krijgen bij actiepotentiaal van gladde spiercellen

A
  • Spike: kort met korte depolarisatiefase
  • Plateau: net als in hart door calcium
  • Slow wave
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe komt een slow wave in pacemaker cellen tot stand

A
  1. Spanningsafhankelijke Ca-kanalen openen
  2. Spike actiepotentiaal ontstaat: korte depolarisatie
  3. Toevloed van intercellulaire [Ca]
  4. Toename [Ca] zorgt voor openen Ca-afhankelijke Cl kanalen wat zorgt voor een langzame hyperpolarisatie
  5. Spanningsafhankelijke Ca-kanalen sluiten waardoor intercellulaire [Ca] afneemt
  6. Hierdoor sluiten de Ca-afhankelijk Cl kanalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe worden de in de pacemaker cellen gegenereerde slow waves doorgegeven in de gladde spiercellen

A

Via gap junctions

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe wordt het spijsverteringssysteem autonoom geinnerveert

A

Sympathisch: remming van spijsvertering
Parasympatisch: verwerking van spijsvertering ⬆️

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waar gaat de sensorische informatie over de organen heen

A

Naar de nucleus tractus solitarius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de functie van de plexus mesentericus (Meissner’s plexus)

A

Diep gelegen plexus die voornamelijk de spieractiviteit bestuurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de functie van de plexus myentericus (Auerbach’s plexus)

A

Deze ligt minder diep en bestuurt voornamelijk de secretie processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de plexus entericus

A

Autonome “zenuwvlecht” van de darmwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de functie van de mechano receptoren in darmwand

A

Bevatten spierspoeltjes die de rekking meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is de functie van de chemoreceptoren in darmwand

A

Meten de pH en bepalen of het te zuur is of niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe werkt peristaltiek

A

Aan de proximale kant is een contractiegolf van circulaire spieren en distaal van de bolus relaxatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Door welke zenuw wordt de oesophagus geinnerveerd

A

N. vagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Hoe wordt de peristaltiek gecoördineerd

A

Door de plexus entericus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is achalasie

A

Ziektebeeld waarbij onderste sphincter in oesophagus niet open gaat waardoor er voedselophoping plaats vind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is progressieve dysfagie

A

Ziektebeeld waarbij de onderste sphincter niet ontspant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn de 2 belangrijkste centra’s voor eetlust in hypothalamus

A
  • VMN: verzadigingscentrum

- LHA: hongercentrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welk centrum stuurt zowel VMN als LHA aan

A

De nucleus archuales ARC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke twee soorten neuronen bevat het ARC

A
  • Anoxerigene neuronen

- Orexigene neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Hoe werkt activatie anoxerigene neuronen (verzadigingsgevoel)

A
  1. Als maag vol zit gaat de insuline spiegel stijgen
  2. Insuline gaat in het bloed zitten en gaat in vetcellen zitten
  3. Zodra vetcel volzit wordt lepten afgegeven
  4. Leptine activeert anoxerigene neuronen (POMC) en creëert verzadigingsgevoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Hoe werkt activatie orexigene neuronen (honger gevoel)

A
  1. Als maag leeg is wordt er Ghreline geproduceerd
  2. Ghreline wordt afgegeven aan NTS (nucleus tractus solitarius)
  3. Ghreline activeert orexigene neuronen (AgRP) en creëert hongergevoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Welke stoffen remmen de activatie van orexigene neuronen

A

Leptine en insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Uit welke 3 fases bestaat het doorslikken van eten

A
  1. Orale fase
  2. Faryngeale fase
  3. Oesofagale fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Is slikken een willekeurig of onwillekeurig proces

A

Zowel willekeurig als onwillekeurig, slikken gebeurt bewust als je bijvoorbeeld eten doorslikt, maar ook reflexmatig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat gebeurt er tijdens het slikken (strottenklepje, sphincters)

A
  • De sphinters in de oesophagus moeten op het juiste moment open gaan staan
  • Strottenklepje moet de luchtpijp afsluiten
  • Huig moet neusholte afsluiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Hoe gaat de bolus via de oesophagus naar beneden

A

Door ritmische slow wave bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is reflux (maag)

A

Het terugstromen van maaginhoud in oesophagus door niet goed afsluiten van onderste sphincter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat zijn de belangrijkste functies van de maag

A
  • Opslag voedsel
  • Vertering
  • Bescherming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Waaruit bestaat de maag

A
  • Cardia
  • Fundus
  • Corpus
  • Antrum
  • Pylorus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Hoe vind de verplaatsing van mond naar anus plaats

A
  1. Rekreceptor op plaats waar bolus zich bevind geeft signalen door via interneutronen richting kringspieren
  2. Hierdoor vind er achter de bolus contractie plaats onder invloed van Ach en voor de bolus relaxatie onder invloed van NO en VIP
  3. Tegelijkertijd gaat er een signaal naar lengtespieren voor contractie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat is emesis

A

Overgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Welke fases kunnen we onderscheiden tijdens het eten

A
  • Cephale fase: zien van voedsel activeert al de maag
  • Gastrische fase: bij zien of ruiken van voedsel produceert maag al maagsappen
  • Intestinale fase: regelsysteem in duodenum oefent invloed uit op activiteit in maag qua pH en HCI-afgifte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat doen de chemoreceptoren in de duodenum

A

Meten samenstelling van wat er uit de maag geloosd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wanneer gaat pylorus in duodenum dicht

A

Als er veel eiwit, vet en zuur in duodenum terecht komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wanneer gaat pylorus open

A

Als er te weinig eiwit, vet en zuur in duodenum zit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Waar bevinden zich de pacemaker cellen van de maag

A

In het cardia deel van de maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat is de functie van de pacemaker cellen in de maag

A

Bepalen het ritme van de contractie van de gehele maag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wat zijn de fases van de maagmotoriek

A
  1. Propulsion: bolus wordt naar dichte pylorus
  2. Grinding: ‘roert’ de bolus die in antrum pyloricum vastzit
  3. Retropulsion: bolus wordt teruggeduwd in proximale deel van de maag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat is de functie van de corpus en fundus

A

Veel voedsel opslaan zonder dat de druk in de maag toeneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat is receptieve relaxatie

A

Uitrekking van de fundus (curvatura major) via neuronen van de n. vagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Wat gebeurt er zodra het mechanisme van de receptieve relaxatie verstoord is

A

Deze mensen kunnen alleen kleine porties eten omdat de maag niet kan ontspannen en de druk in de maag toeneemt bijv. bij diabetes of n. vagus problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Wat is compartimalisatie

A

Het kneden van stukjes voedsel in kleine porties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Hoe wordt emesis geinnerveerd

A

Door n. vagus en het parasympatische zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Welke factoren zijn van invloed op emesis

A
  • Pijn, walging of informatie uit andere systemen (bijv. wagenziekte)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Waaruit bestaat de dunne darmmotoriek

A
  • Segmentale insnoeringen
  • Pendelbewegingen
  • Rimpeling slijmvlies
  • Darmvlokbewegingen
  • Peristaltische golven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Wat is het migrating myoelectric complex

A

Het proces wat het hongergevoel creëert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Hoe werkt het migrating myoelectric complex

A
  1. Als je niet eet, start een grote schoonmaak van het hele maag-darmkanaal
  2. Hierdoor ontstaan sterke contracties die beginnen bij de maag
  3. Deze contracties lopen door tot de dikke darm
  4. De pylorus blijft gedurende dit proces open staan, pas zodra je gaat eten ontstaat er een normale activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Wat zijn 4 functies van colon en rectum

A
  • Absorptie water en ionen
  • Fermenteren van niet geabsorbeerde voedingsstoffen
  • Opslag van afval en niet verteerbare materialen
  • Afvoer van afval en verteerbare materialen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Hoe werkt defecatie

A
  1. Als passieve uitzetting van rectum groot genoeg is dan zorgt dat voor actieve contractie van gladde spieren in rectum
  2. Zodra wand colon genoeg uitgerekt is zorgt het voor relaxatie van de m. sphincter ani internus (= recto-anale inhiberende reflex)
  3. Als de defecatie op het moment niet gewenst is kan bewust de m. sphincter ani externus worden aangespannen (= continentie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Wat voor soort spier is m. sphincter ani externus en waarom

A

Dwarsgestreept, omdat deze onder invloed van wil staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Waaruit bestaat systema urinarie

A
  • Nieren, urineleiders, blaas en urethra
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Hoe heet de opening waar via de ureter op de blaas uitkomt

A

Ostium ureteris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Hoeveel urine kan de blaas ongeveer opslaan

A

500 tot 700mL urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Waar wordt de rechter nier door omgeven

A
  • Duodenum, jejunum, colon ascendens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Waar wordt de linker nier door omgeven

A
  • Maag, pancreas, milt, colon descendens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Op welke spieren rust de nier

A
  • M. psoas major

- M. quadratus lumborum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

Hoe heet de vetkapsel om de nier

A

Capsula acidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Uit welke twee delen bestaat de capsula acidose (om de nier)

A
  • Perirenaal vet: binnen fascia renalis

- Pararenaal vet: buiten fascia renalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Wat is de functie van fascia renalis

A

Het beschermt de nier en houd m op zijn plek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Wat zijn wandelende nieren

A

Het fenomeen waarbij de nieren heel los komen te liggen doordat er veel vet verloren wordt en dus ook de capsula acidose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Wat is een zwerfnier

A

Als de bloedaan- en afvoer van de nier niet goed meer is en deze af gaat dalen, hierdoor kan de ureter knikken en hoopt urine zich op in de nier doordat urine niet meer afgevoerd kan worden

77
Q

Wat is de functie van de papilla renalis

A

Ligt in het centrum van de nier en hier wordt de urine opgevangen

78
Q

Hoe heten de lymfeknopen aan de linkerzijde

A
  • Pre-cavale knopen
  • Laterale-cevale knopen
  • Retro-cevale knopen
79
Q

Hoe verloopt de lymfeafvoer vanuit de nieren

A

Lymfevaten vanuit de nieren gaan via de knopen naar de ductus thoracicus, die de lymfe terugbrengt naar v. subclavia

80
Q

Hoe heten de lymfeknopen aan de rechterzijde

A
  • Pre-aortische knopen
  • Laterale-aortische knopen
  • Retro-aortische knopen
81
Q

Wat is een cyste

A

Een blaasje gevuld met vocht

82
Q

Wat is een polycysteuze nier

A

Een nier vol met cysten waardoor de nier een groot deel van zijn capaciteit verliest, dit heeft meestal een erfelijke oorzaak

83
Q

Waar wordt een donornier geplaatst en hoe en waarom

A

In de bekken omdat hier genoeg ruimte is, de iliacale vaten worden hier op aangesloten en een stukje ureter op de blaas waardoor de nier functioneel is

84
Q

Hoe vind de bloedvoorziening van de ureter plaats

A
  • Bovenin: a. renalis
  • Iets lager: a. testiucularis
  • A. iliaca communis en a. iliaca interna
85
Q

Hoe verloopt de ureter (qua intra- retro peritoneaal, dorsaal, ventraal etc)

A

Loopt in zijn geheel retroperitoneaal en duikt dorsaal de kleine bekken in

86
Q

Hoe ligt de blaas

A

Subperitoneaal (enigste buikorgaan)

87
Q

Waar kunnen nierstenen in terecht komen

A
  • Nieren, nierbekken, blaas en urethra
88
Q

Waar zijn meeste nierstenen van gemaakt

A

Calciumoxalaat

89
Q

Welke plekken zijn gevoelig voor obstructies door nierstenen

A
  • Overgang pelvis renalis en ureter
  • Waar ureter onder a. en v. testicularis of ovaria gaat
  • Bocht oversteken ureter over iliaca communis
  • Bij de laatste bocht voor de blaas
90
Q

Hoe kan een niersteen niet-operatief verwijderd worden

A

Door een steenverhuizer (hoge trillingen) wordt de steen vergruisd en uitgeplast

91
Q

Waar bestaat de driehoekige structuur uit aan de binnenkant van de blaas

A
  • Twee ingangen: ostium ureteris

- Een uitgang: ostium urethrae interna

92
Q

Wat is de functie van het trigonum van de blaas

A

Het is minder rekbaar dan de rest van de blaas waardoor het een stabiele basis is en het voorkomt ook dat urine terugstroomt in de ureter doordat de twee ostia dichtgedrukt worden

93
Q

Uit welke twee lagen bestaat de blaas

A
  • Binnenste laag: mucose (slijmlaag)

- Buitenste laag: m. detrusor (spierlaag)

94
Q

Waarom hebben mannen twee sphincters

A

Om te voorkomen dat het ejaculaat de blaas inkomt

95
Q

Hoe voer je een blaaspunctie uit

A

Als blaaswand vult gaat hij omhoog en komt hij boven os pubis uit en dan kan je met naald prikken

96
Q

Hoe breng je een blaaskatheter in bij de man

A

De penis moet recht gehouden worden zodat de ureter helemaal recht is, binnenin moet de katheter nog gedraaid worden om in de blaas uit te komen

97
Q

Waarvan krijgt de vesica urinaris (blaas) zijn bloed

A
  • A. vesicalis superior en a. vesicalis inferior
98
Q

Waar zijn de a. vesicalis aftakkingen van

A

Van de a. iliaca interna, die weer van a. iliaca communis en die van aorta

99
Q

Welke lymfeknopen bevinden zich rondom vesica urinearia en urethra

A

Nll. iliaci communis
NII. iliacia interni
NII. inguinales superficialis en profundi

100
Q

Hoeveel chromosomen hebben we

A

Diploide cellen met 46 chromosomen, 2 kopieën van elk

101
Q

Wat is reductiedeling

A

Het maken van ‘pakketjes’ van 23 chromosomen voor de meiose

102
Q

Wat zijn gonaden

A

Hieruit ontstaan of testeis of ovarium

103
Q

Welke soorten chromosomale geslachten kennen we

A
46XX = vrouw
46XY = man
45X = vrouw met Turner's syndroom
47XXY = man met Klinefelter syndroom
104
Q

Wat hebben het X en Y chromosoom in overeenkomt

A

Een klein stukje genaamd pseudo autosomale regio (PAR)

105
Q

Wat is de functie van het SRY-gen

A

Dit is een transcriptiefactor die bij activatie zorgt voor testis ontwikkeling (sex determining region Y gen)

106
Q

Hoe werkt het SRY-gen

A

SRY activeert SOX9 gen, SOX9 gen wordt getranscribeerd naar SOX9 eiwit en creëert zo testis

107
Q

Waarom ontstaat er XX als vrouwen ook het SOX9 gen hebben

A

Transcriptiefactoren zoals WNT en FOXL2 onderdrukken SOX9 maar zodra SRY aanwezig is dan wint SRY van de onderdrukkende TF

108
Q

Waaruit bestaat het embryonale inwendige genitaal stelsel

A
  • Gonaden
  • Gang van Wolf
  • Gang van Muller
109
Q

Wat gebeurt er met de gangen van Wolf en Muller bij man en vrouw

A

Bij vrouwen: gang van Wolf ter gronde

Bij mannen: gang van Muller te gronde

110
Q

Wat worden gang van Wolf en Muller uiteindelijk

A

Gang van Muller worden de eileiders en baarmoeder

Gang van Wolf wordt de bijbal, zaadleider en zaadblaas

111
Q

Hoe overleeft de gang van Wolf

A

Alleen onder invloed van testosteron

112
Q

Wat is bepalend voor indaling bijbal

A

Insulin-like factor 3

113
Q

Hoe wordt het externe genitaal van de man gevormd

A

Cholesterol wordt testosteron en onder invloed van 5a-reductase wordt testosteron omgezet in dihydro-testosteron, DHT bindt met hogere affiniteit aan androgeenreceptor wat belangrijk is voor ontwikkeling uitwendige genitaal

114
Q

Hoe ontstaat het vrouwelijke geslachtshormoon, oestradiol

A

Testosteron wordt onder invloed van aromatase omgezet in oestradiol

115
Q

Vanaf wanneer speelt oestradiol een rol

A

Vanaf puberteit

116
Q

Wat is de functie van testosteron/DHT

A
  • Spermatogenese, extra spierontwikkeling, stemverlaging, baardgroei
117
Q

Wat is functie van anti-mullere-gang-hormoon

A

Deze vernietigt gangen van Muller en voorkomt zo baarmoeder en eileider vorming

118
Q

Wat zijn de functies van oestradiol

A
  • Ovariumfunctie, cyclus en borstontwikkeling
119
Q

Uit welke drie botten bestaat het bekken

A
  • Linker en rechter os coxae
  • Os sacrum
  • Os coccygis
120
Q

Op welke twee plekken is het bekken beweegelijk

A
  • Articulatio sacroiliaca

- Symphysis pubica

121
Q

In welke regio’s kan het bekken onderverdeeld worden

A
  • Pelvis major en minor

- Os ilium, os ischium, os pubis

122
Q

Welke twee belangrijke ligamenten zijn te vinden in het bekken

A
  • Lig. sacrospinale: tussen scrum en spina ischiadica

- Lig. sacrotubelare: tussen sacrum en tuber inschiadicum

123
Q

Welke spieren behoren tot de spiergroep ‘pelvic wall’

A
  • M. piriformis en m. obturatorius
124
Q

Welke spieren behoren tot de spiergroep m. levator ani

A
  • M. iliococcygeus: tussen os coccygis en arcus tendineus
  • M. pubococcygeus: tussen os coccygis en os pubis
  • M. puborectalis: tussen os pubis en rectum
125
Q

Welke spieren behoren tot diaphgrama pelvis

A
  • M. coccygeus

- Alle spieren behorend tot m. levator ani

126
Q

Wat is de arcus tendineus

A

Pezige verbinding tussen spina ischiadica en os pubis

127
Q

Wat is de levatorpoort

A

Opening tussen mm. pubococcygei

128
Q

Wat is de functie van het diaphragma urogenitale

A

Loopt onder diaphragma pelvis en sluit de levatorpoort bijna geheel af en biedt een doorgang voor de urethra

129
Q

Wat ligt er bij een man onder de vesica urinaria

A

De prostata, prostaat is verantwoordelijk voor het vervoeren van zaadcellen tijdens orgasme

130
Q

Hoe liggen de organen in de bekkenbodem (man)

A
  • Dorsaal vesica urinearia liggen vesicula seminalis (zaadblaasjes) en toegang van ductus deferens
  • Achter vesicula seminalis ligt rectum en canalis analis
131
Q

Uit welke drie zwellichamen bestaat de penis

A
  • Twee lateraal gelegen: corpus cavernosum

- Mediaal gelegen: corpus bulbus spongiosum

132
Q

Hoe zit het corpus bulbus spongiosum vast aan het perineum

A

Met de bulbus penis

133
Q

Hoe wordt het gehele perineum gevasculariseert

A

Door de a. en v. pudenda interna (aftakkingen a. en v. iliaca interna)

134
Q

Hoe wordt het scrotum van bloed voorzien

A

Door de a. en v. pudenda externa (aftakkingen a. femoralis)

135
Q

Door welke zenuw wordt de penis geinnerveerd

A

Zenuwen afkomstig uit gemengde zenuw n. pudendus

136
Q

Hoe innerveert de n. pudendus de penis

A
  • Motorisch: bekkenbodemspieren en perineum spieren

- Sensorisch: glans penis

137
Q

Hoe vind een erectie plaats

A
  1. Zwellichamen krijgen bloed van a. dorsalis penis
  2. Bij een erotische prikkel ontspannen de spieren rondom de arteriën in het corpus cavernosum
  3. Door extra bloedtoevoer ontstaat er een verhoogde bloeddruk en zwellen de zwellichamen op waardoor er een erectie tot stand komt
  4. De erectie blijft in stand doordat de venen dichtgedrukt worden
138
Q

Welke zenuw wordt geinnerveert bij een erotische prikkel

A

Parasympatische innervatie van de n. cavernosum

139
Q

Hoe wordt een penis weer slap

A
  1. NANC-zenuw geeft NO af
  2. NO activeert granulaat cyclase wat GTP omzet in cGMP waardoor de calcium concentratie afneemt (stijf)
  3. Fosfodiësterase 5 breekt cGMP af tot GMP waardoor de calciumconcentratie omhoog gaat en de spieren rondom de arteriën in corpus cavernosum aanspannen (slap)
140
Q

Hoe werkt viagra

A

Viagra remt fosfodiësterase 5 waardoor cGMP niet af wordt gebroken en de spieren rondom de arteriën in de corpus cavernosum niet kunnen aanspannen en de penis zo stijf blijft

141
Q

Wat zijn de inwendige geslachtsorganen van de man

A
  • Testis, epididymis, ductus deferens, ductus ejaculatorius, prostata en vesicula seminalis
142
Q

Waaruit bestaat het ejaculaat (man)

A
  • Zaadcellen (10%), vloeistof uit vesicula seminalis en prostaatvloeistof
143
Q

Hoe worden de testen van bloed voorzien

A

Door de a. en v. testicularis

144
Q

Waar komen de v. tesicularis in uit

A
  • Rechter v. testicularis naar v. cava inferior

- Linker v. testicularis naar linker v. renalis

145
Q

Op welke drie manier vind temperatuurregulatie van de testes plaats

A
  • Warmteuitwisseling in de plexus pampiniformis
  • Aanspanning van de m. cremaster (om zaadstreng heen) waardoor testen klein beetje naar lichaam wordt getrokken
  • Aanspanning m. tunica dartos (in scrotum) waardoorr scrotum warmte vast kan houden
146
Q

Hoe verloopt de ductus deferens

A

Loopt vanaf epididymis omhoog, ter hoogte van vesica urinearia buigt ductus over ureter heen naar beneden, vlak voor prostaat komt tie samen met uitgang vesicula seminalis en is nu de ductus ejaculatorius

147
Q

Welke twee sphincter bevat het mannelijke geslachts’stelsel’

A
  • Sphincter internus: onder blaas

- Sphincter externes: in diaphragma urogenitale

148
Q

Wat is een retrograde ejaculatie

A

Een droog orgasme wat ontstaat als sphincter internus niet meer functioneert en het ejaculaat de blaas ingaat

149
Q

Welke soorten tumoren kan je in de blaas vinden

A
  • Carcinoom: kwaadaardig, achterin en is via rectum te voelen
  • Goedaardige type ligt om urethra en zorgt voor problemen met plassen
150
Q

Wat is het verschil tussen ureter en urethra

A
  • Ureter: van nier naar blaas

- Urethra: van blaas naar buiten

151
Q

Wat zijn de algemene regels voor de vascularisatie van de mannelijke geslachtsorganen

A
  1. Alle bekkenorganen ontvangen bloed van aftakkingen a. iliaca interna (uitz. a. testicularis, a. rectalis superior en a. pudenda externa)
  2. Veneuze afvoer van bekken organen gaat naar v. iliaca interna (uitz. v. testicularis, v. rectalis superior, v. pudenda externa en v. dorsalis superficialis penis)
  3. V. dorsalis profunda penis draineert via plexus venosus prostaticus
  4. Veneuze Lexussen hebben anastomosen en staan in verbinding met plexus venosi vertebralis
152
Q

Welke lymfeknopen zorgen voor lymfeafvoer bekkenorganen en genitalien

A
  • n.I. lumbales
  • n.I. iliaci externi en interni
  • n.I. inguinalis
153
Q

Hoe vind de lymfeafvoer van de bekkenorganen en genitaliën plaats

A
  • Testis, epididymus: n.I. lumbalis

- Scrotum, penishuis, glans penis: n.I. inguinalis

154
Q

Hoe wordt het mannelijke geslachtsorgaan geinnerveert

A

Somatosensorisch: n. pudendus: glans penis, scrotum en penis huid

Parasympatisch: n. splanchnici pelvici: zwellichamen

Sympathisch: n. hypogastricus: glandula bilba urethralis, ductus deferens, vesicula seminalis prostata

Somatomotorisch: n. pudendus: m. ischiocavernosus en m. bulbospongiosus

155
Q

Wat zijn de drie belangrijkste verschillen tussen bekken man en vrouw

A
  • Promotorium steekt bij mannen meer uit dan bij vrouwen
  • Spinae ischiadicae steken bij mannen meer naar mediaal en bij vrouwen meer naar lateraal
  • Arcus pubis van een man vormt een scherpe hoek (50-60) en bij vrouwen (80-95)
156
Q

Wat zijn belangrijke punten om te kijken of de bekkenuitgang groot genoeg is voor een natuurlijke bevalling

A
  • Bij bekkeningang kan worden gekeken naar afstand symphysis pubica en promotorium
  • Bij bekkenuitgang kan worden gekeken naar afstand os coccygis en onderkant symphysis pubica
157
Q

Hoeveel spieren heeft de vrouw in de spiergroep m. levator ani zitten

A

4, een meer dan bij de man

158
Q

Welke spier heeft de vrouw extra in de spiergroep m. levator ani zitten

A

De pubo vaginale spier, loopt van os pubis achterlangs de vagina terug naar os pubis

159
Q

Welke twee openingen heeft de vrouw in het diaphragma urogenitale

A

Een voor de urethra en een voor de vagina

160
Q

Wat zijnd de zwellichamen van het vrouwelijke geslachtsorgaan

A
  • Corpus cavernosum clitoridis

- Glandula vestibularis (klier van Bartholin)

161
Q

Wat is de bulbus vestibuli (vrouw)

A

Structuur van zelfde weefsel als corpus spongiosum penis, wat bij de vrouw gespleten is en de labium minus (binnenste schaamlippen) vormt

162
Q

Wat is de klier van Bartholin

A

Klier aan de dorsale zijde van de vagina wat zorgt voor lubricatie van de vagina

163
Q

Hoe ontstaan excavatio’s in het lichaam

A

Doordat het peritoneum om de blaas ligt en zo plooien creert

164
Q

Welke twee excavatio’s heeft de vrouw

A
  • Excavatio recto-uterina: achter de uterus (ruimte van Douglas)
  • Excavatio vescico-uterina: tussen blaas en uterus
165
Q

Welke excavatio heeft de man

A

Excavatio rectovesicalis: tussen blaas en rectum (ruimte van Douglas)

166
Q

Welke organen behoren tot de uitwendige geslachtsorganen van de vrouw

A
  • Mons pubis (venusheuvel), labium major, labium minor, clitoris en vestibulum vagina (opening tussen labia minor)
167
Q

Waaruit bestaat de clitoris

A
  • Glans clitoridis, corpus clitoridis en crusclitoridis
168
Q

Hoe wordt de positie van de uterus bepaald

A

Door twee hoeken:

  • Versio: tussen vagina en cervix uteri
  • Flexio: tussen cervix en corpus uteri
169
Q

Hoe ligt de uterus in normale positie

A

Anteversio en anteflexio

170
Q

Wat is utero vaginale prolapse

A

Als de uterus door de vagina heenzakt door bijv. bekkeninstabiliteit op latere leeftijd

171
Q

Waar bestaat heet vrouwelijk urogenitaal stelsel uit

A
  • Ovarium, tuba uterina, infundibulum tube, uterus, cervix en vagina
172
Q

Hoe is het ovarium verbonden aan de uterus

A

Via een ligament, lig. ovarii propium

173
Q

Wat is de infundibulum tube

A

Een soort vinger structuur die over het ovarium heenligt waardoor de eicel kan worden opgevangen

174
Q

Uit welke twee lagen bestaat de uterus

A
  • Myometrium: spierlaag

- Endometrium: slijmvlies

175
Q

Hoe verloopt het peritoneum bij het vrouwelijk urogenitaal stelsel

A

Via buikzijde over blaas, dan over uterus en daarna langs rectum omhoog
Ook lateraal over ovarium en tubae heen en vormt zo caudaal van ovaria een dubbelvlies

176
Q

Hoe heet het dubbelvlies lateraal van de uterus

A

Lig. latum uteri

177
Q

Hoe heet het vlies dat over het ovarium en lig. ovarii propium heen ligt

A

Mesovarium

178
Q

Wat is de functie van kegeloefeningen na de bevalling

A

Zorgt ervoor dat de bekkenbodemspieren worden getraind om een utero vaginale prelapse te voorkomen

179
Q

Wat is een fistula

A

Een doorgang tussen structuren

180
Q

Welke 4 fistula’s kunnen bij de vrouw ontstaan

A
  • Vesico-uterina fistula
  • Vesicovaginale fistula
  • Urethrovaginale fistula
  • Rectovaginale fistula
181
Q

Hoe wordt het vrouwelijke genitale stelsel gevasculariseert

A

Door de a. en v. pudenda interna, afkomstig van a. iliaca interna

182
Q

Welke zenuw innerveert lubricatie van de vagina

A

N. splanchnici pelvis

183
Q

Wat zijn de algemene regels voor de vascularisatie van de vrouwelijke geslachtsorganen

A
  1. Alle bekkenorganen ontvangen bloed van aftakkingen a. iliaca interna (uitz. a. ovarica, a. rectalis superior, a. pudenda externa)
  2. Veneuze afvoer gaat naar v. iliaca interna (uitz. v. ovarica, v. rectalis superior, v. pudenda externa)
  3. A. uterina en a. pudenda interna hebben anastomosen met a. pudenda externa
  4. Veneuze plexussen hebben onderling anastomosen en staan in verbinding met v. azygos systeem en plexus venosi vertebralis
184
Q

Via welke lymfeknopen gaat de lymfeafvoer van de uterus

A
  • NII. ilia communis
  • NII. ilia interna
  • NII. ilia externa
185
Q

Via welke lymfeknopen gaat de lymfeafvoer van het ovarium

A
  • NII. cavales lateralis

- NII. aortici lateralis

186
Q

Welke lymfeafvoer route gebruiken de uitwendige genitaliën

A

Lymgeknopen in lieskanaal die in verbinding staan met ductus thoracicus

187
Q

Wat is addyi (flibanserin) (vrouw)

A

Libido verhogend middel wat het beloningssysteem van onze hersenen beïnvloed en zo de interesse en verlangen naar sex verhoogd

188
Q

Innervatie geslachtsorganen vrouw

A

Somatosensorisch: n. pudendus: uitwendige geslachtsorganen, clitoris

Parasympatisch: n. splanchnici pelvici: uterus, vagina, clitoris

Sympathisch: n. hypogastricus: tuba uterina, uterus, vagina

Somatomotorisch: n. pudendus: diaphragma urogenitales, regio perinealis