Week 11 Flashcards

1
Q

Waarom kan neonatologie als niet-ethisch worden beschouwd

A

Moeder en kind worden ongewild gescheiden en er wordt een grens getrokken op basis van leeftijd of er wel of niet behandeld wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat bepaald of er wel of niet behandeld wordt

A

Mogelijke kwaliteit van leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vanaf welke leeftijd behandeld Erasmus en waarom

A

Vanaf 24 weken, overlevingskans is dan 80%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn voornaamste doelen gezondheidsrecht

A
  • Versterken positie patient
  • Borging toegang zorg
  • Verbetering kwaliteit zorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de WGBO

A

Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van de WGBO

A

Versterkt positie van patiënt door vastleggen algemene patientrechten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat valt er allemaal onder de WGBO

A
  • Klassiek geneeskundige verrichtingen: curatie, preventie, diagnostiek
  • Verpleging, verzorging
  • Andere handelingen arts of tandarts (orgaandonatie)
  • Gericht op individu (geen algemene adviezen)
  • Uitoefening geneeskundig beroep of bedrijf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de door WGBO gestelde hulpverlener plichten

A
  • Informatieplicht
  • Toestemmingseis
  • Geheimhoudingsplicht
  • Dossier- en bewaarplicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de toestemmingseis

A

Bewaakt de lichamelijke integriteit en zelfbeschikking van de patiënt, patiënt moet toestemming hebben gegeven op behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer vervalt toestemmingseis

A

Als er sprake is van een noodsituatie of een niet-ingrijpende verrichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat valt er onder de informatieplicht

A
  • Aard en doel van behandeling
  • Gevolgen en risico’s van niet ondergaan
  • Alternatieven die in aanmerking komen
  • Prognose/voorruitzichten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is therapeutische exceptie

A

Als de informatie een ernstig nadeel behoed waardoor het achtergehouden mag worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer moet de patiënt extra worden geinformeerd

A

Als de operatie niet noodzakelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn plichten die bij de patiënt horen

A

Betaling voor behandelovereenkomst, medewerking verlenen en zo goed mogelijk de arts informeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer mag volgens het KNMG de behandeling worden beëindigd

A
  • Als behandeling niet meer nodig is

- Als voortzetting niet meer mogelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat moet er gebeuren bij een agressieve patiënt waarbij er geen voortzetting van behandeling meer is

A
  • Waarschuwing
  • Termijn vaststellen
  • Overdracht van gegevens
  • Noodhulp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de dossierplichten van hulpverlener

A
  • Zover noodzakelijk goede hulpverlening
  • Informatie over aard en toedracht met (mogelijk) merkbare gevolgen
  • Bewaren tot minimaal 15 jaar na beëindiging behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de rechten van de patiënt m.b.t dossierplicht

A
  • Inzage dossier

- Vernietiging binnen 3 maanden na verzoek, tenzij dit in strijd is met belang andere wet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de tweeledige doelen van geheimhoudingsplicht

A
  • Patient kan vrij praten met hulpverlener

- Toegankelijkheid van zorg waarborgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer is er geen sprake van geheimhoudingsplicht

A
  • Wettelijke plicht (infecties) of mogelijke wettelijke plicht (kindermishandeling)
  • Noodsituaties: acuut en dreigend gevaar voor derden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wie vallen er niet onder derden

A
  • Rechtstreeks bij behandelingsovereenkomst betrokkenen

- Vertegenwoordigers van patient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat geldt er voor verrichtingen ter uitvoering behandelingsovereenkomst

A
  • Patient <12 jaar= wilsonbekwaam, gezagsdrager beslist
  • Patient 12-15: dubbele toestemming vereist
  • Patient > 16: patiënt beslist zelf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wanneer geeft de stem van een kind 12-15 jaar doorslag

A
  • Kennelijk ernstig nadeel

- Weloverwogen wens van kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is wilsonbekwaam

A

“Niet in staat tot redelijke waardering eigen belangen terzake”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de preston curve

A

Een bijna wetmatig verband tussen welvaart en levensverwachting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe ligt de samenhang tussen levensverwachting en opleidingsniveau

A
  • Hoe hoger opleidingsniveau, hoe hoger levensverwachting
  • Hoogopgeleide mensen doen vaker geen arbeidsintensieve beroepen, luisteren beter naar arts, hogere inkomsten dus beter eten, hogere gezondheidsgeletterdheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waarom zijn allergieën en borstkanker een uitzondering op samenhang ziekte en maatschappelijke positie

A

Allergieen komen vaak voor bij mensen die hygiënisch zijn opgevoed (hogere sociale positie), borstkanker komt vaak voor bij vrouwen die kinderen op latere leeftijd krijgen en geen borstvoeding geven (hogere sociale positie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waardoor ontstaan er wijder wordende gezondheidsverschillen

A
  • Gezondheidsproblemen leiden tot inkomstenachteruitgang
  • Grote ongelijkheid in materiële omstandigheden
  • Grote ongelijkheid in immateriële omstandigheden (psychosociale stress)
29
Q

Wat zijn mogelijke tegenmaatregelen voor rechttrekken gezondheidsverschillen

A
  • Houd inkomstenverschillen beperkt
  • Bestrijd armoede vooral van kinderen
  • Voorkom school- en werkuitval van chronisch zieken
  • Maak de gezonde en gemakkelijke keuze
  • Versterk eestelijnsgezondheidszorg in achterstandswijken
30
Q

Welke 4 momenten kunnen worden onderscheden in het ziektebeloop van een patient

A
A= het moment waarop verhoogd risico ontstaat (bijv roken)
B= het moment van eerste detecteerbare verandering in het lichaam (bijv. eerste vlekje op de long)
C= het moment van eerste waarneembare verschijnselen patiënt (bijv. hoesten)
D= het moment waarop het beloop van ziekte niet meer te beïnvloeden is en een slechte afloop heeft
31
Q

Welke 3 vormen van preventie zijn er

A
  • Primaire preventie: A en B voorkomen
  • Secundaire preventie: zodra B, detecteerbare verschijnselen vaststellen en ziektebeeld proberen te remmen
  • Tertiaire preventie: ergere verschijnselen voorkomen
32
Q

Hoe kan primaire preventie plaatsvinden

A
  • Schoon drinkwater, vaccinatie, autogordels, rotondes
33
Q

Wat is er nodig voor primaire preventie

A

Oorzaak

34
Q

Waar zijn de maatregelen van secundaire preventie op gericht

A

Opsporing en behandeling van de (nog) niet manifeste ziekte om prognose in vroeg stadium te verbeteren

35
Q

Wat zijn voorbeelden van secundaire preventie

A
  • Hielprik bij pasgeborenen
  • Halfjaarlijkse tandarts bezoek
  • Bevolkingsonderzoek
36
Q

Wat is er nodig voor secundaire preventie

A

Detecteerbare afwijking en een methode

37
Q

Wat zijn voorbeelden van tertiaire preventie

A
  • Vroege mobilisatie heupfractuur

- Bestrijden depressie bij opname ouderen in ziekenhuis

38
Q

Wat zijn methoden om gedragsverandering te bereiken

A
  • Gezondheidsvoorlichtingen

- Ondersteunende maatregelen die het aan- of afleren van dingen makkelijker maken (cursussen)

39
Q

Wat is specifieke ziektepreventie

A

Maatregelen gericht op voorkomen of opsporen heel specifiek ziektebeeld

40
Q

Wat zijn voorbeelden van specifieke ziektepreventie

A
  • Infectieziektebestrijding
  • Bestrijding tandbederf
  • Bestrijding hart- en vaatziekten
  • Hielprik
41
Q

Wat valt er onder primaire preventie

A

Gezondheidsbescherming en gezondheidszorgbevordering (specifieke ziektepreventie valt onder alle 3)

42
Q

Wat wordt er gekozen als grootste succes van preventie

A

Riolering/drinkwaterleiding

43
Q

Welke drie maatregelen maken iets een paradigmatisch succes

A
  • Voor preventie is inzicht in directe oorzaken niet altijd nodig
  • Passieve bescherming is effectiever dan actieve gedragsverandering
  • Met universele maatregelen voorkom je gezondheidsverschillen
44
Q

Welke twee typen vaccinaties bestaan er

A
  • Universele vaccin bij kinderen

- Selectieve vaccinatie voor mensen die at risk zijn voor ziekte

45
Q

Wat is de gezondheidswinst van vaccinatie

A
  • Minder acute ongecompliceerde infecties
  • Minder acute complicaties
  • Minder late complicaties
46
Q

Wat is het gezondheidsverlies van vaccinatie

A
  • Meer vaccin reacties
47
Q

Waarom is de definitie “ziekte” over de afgelopen 2 eeuwen veranderd

A
  1. Ziektes zijn veranderd
  2. Andere ideeën over ziektes
  3. Veranderde maatschappelijke betekenis van ziekte
48
Q

Hoe is zijn infectieziekten epidemiologisch getransigeerd naar chronische ziekten

A
  • Frequentie epidemieën neemt af
  • Omvang epidemieën neemt af
  • Epidemische diensten verdwijnen
  • Ernst infectieziekten nam af
49
Q

Hoe zijn de veranderingen van infectie naar chronische ziekte ontwikkelet

A
  • Hygiënische maatregelen
  • Groeiend levenspeil door economische voorspoed
  • Bacteriologie, wat leid tot sera en vaccins
  • Antibiotica (na 1944)
50
Q

Welke twee ziektebegrippen zijn er

A
  • Ontologisch: reeële vaststaande entiteiten die kunnen worden ontdekt
  • Sociaal-constructivistisch: ziekten zijn veranderlijke processen die in maatschappij en cultuur worden geconstrueerd
51
Q

Wat is het verschil tussen ontologisch en sociaal-constructivistisch ziektebegrip

A

Ontologisch is statistisch met betrekking tot hele mensheid

Sociaal-constructivistisch is dynamisch met betrekking tot zieke individuen

52
Q

Wat zijn oorzaken van het ontstaan van nieuwe ziekten

A

Nieuwe:

- Oorzaken, gedragspatronen, diagnostische technologieën, diagnostische criteria

53
Q

Wat omvat de humoraal-pathologie

A

Beschreef dat humoren (lichaamssappen) samenhingen met de elementen (lucht, water), deze tumoren beïnvloeden verschillende toestanden van het lichaam en zodra deze balans verstoord was was er sprake van bijv. koorts

54
Q

Hoe werd ziekte gezien aan hand van humoraal-pathologie

A

Als een dynamische interactie tussen patiënt en omgeving

55
Q

Wat is de tijdlijn van de verandering van ziekte ideeen

A
14/15e Eeuw: humoren
Tot 18e eeuw: ziekte categorieen
Vanaf 19e eeuw: specifiteitsdenken en klinische methode
Jaren 50: opkomst Proto ziekten
21e Eeuw: genetic markers
56
Q

Wat gebeurde er in de specificiteits revolutie eind 19e eeuw

A

Ziekte werd niet meer gekoppeld aan individu en gezien als dynamisch geheel maar steeds meer gelokaliseerd en gekoppeld aan specifieke oorzaak

57
Q

Hoe is ziekte veranderd als in “mensen hebben andere ziektes”

A
  • Infectieziektes worden chronische ziektes

- De groei van welvaartsziektes

58
Q

Hoe is ziekte veranderd als in “we hebben andere ideeën over ziektes”

A
  • Verandering ‘framen’ van ziektes

- Van holistische humorenleer naar specificiteitsdenken

59
Q

Hoe is ziekte veranderd als in “ziektes krijgen andere maatschappelijke betekenis”

A
  • Veranderingen in hoe ziektes als ‘frame’ dienen

- Bepalend voor organisatie gezondheidszorg

60
Q

Welke definities kunnen we aan ‘gezondheid’ hangen

A
  • Negatieve definitie: afwezigheid van ziekte
  • Verborgenheid: pas als je ziek bent weet je hoe het is om gezond te zijn
  • Positieve definitie: staat van compleet fysiek, mentaal en sociaal gezond te zijn
61
Q

Wat is het subjectieve gevoel van ziek zijn

A

‘illness’ je ziek voelen

62
Q

Wat is het objectieve gevoel van ziek zijn

A

‘disease’ echt ziek zijn

63
Q

Wat is de relatie tussen illness en disease

A

Je kan echt ziek zijn maar je niet ziek voelen, je kan je ook heel ziek voelen maar niet ziek zijn

64
Q

Waarom doet het ertoe wat ziekte is

A
  • Wordt een behandeling vergoed?
  • Erkenning door anderen
  • Minder eigen verantwoordelijkheid en schuld
  • Is het een probleem wat dokters moeten behandelen
65
Q

Wat is de biostatische theorie van ziekte en gezondheid

A

Ontwikkeld door Christopher Boorse, gezondheid is normaal functioneren van organisme
Ziekte is de interne toestand die de gezondheid vermindert

66
Q

Wat zijn voordelen van de biostatische theorie van ziekte en gezondheid

A

Het is objectief, waardevrij, geldt voor andere organismen, past binnen evolutionair denken

67
Q

Wat zijn nadelen van de biostatische theorie van ziekte en gezondheid

A

Valt niet samen met gebruikelijke opvatting over ziek zijn, als je normaal functioneert kan je nog steeds ziek zijn, weinig ruimte voor kwaliteit van leven en focust vooral op biologische kant leven

68
Q

Wat is de holistische handelingstheorie

A

Ontwikkeld door Lennart Nordenfelt, iemand is gezond als hij fysiek en mentaal in staat is om te leven, werken en andere belangrijke dingen te doen, als je ziek bent wordt dit verhinderd

69
Q

Wat is het verschil tussen biostatische en holistische theorie

A

Biostatische: kern is functioneren als biologisch organisme
Holistisch: kern is functioneren als mens