Week 8 Flashcards

1
Q

Week 8 - leerdoel

aangeven welke infecties met name voorkomen bij patiënten met een multiple myeloom en waarom zij vaak recidiverende bacteriële infecties hebben.

A

abnormale humorale respons
* klonale proliferatie plaats van een afwijkende B-cel
* monoklonale plasmacellen => monoklonaal eiwit (M-proteine) => monoklonaal Ig (meestal IgG) => hypogammaglobulinemie
* IgG = opsonine, wat nodig is voor afbraak bacterie met kapsel
* Tekort IgG leidt dus tot vermindere afbraak bacterie, en dus recidieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Week 8 - leerdoel

de symptomatologie, de diagnostiek, klinische consequenties en de behandeling van een immunoglobuline-deficiëntie beschrijven.

A

Symptomen:
* Twee keer of vaker pneumonie;
* Vier keer of meer bacteriële infecties per jaar;
* Therapieresistent astma.

Diagnostiek:
* Bloedonderzoek, serologie
* Evt genetisch onderzoek

Consequenties:
* Terugkerende periodes van sinusitis, otitis media, bronchitis en pneumonieën;
* Terugkerende huidinfecties die een neutrofiele disfunctie aantonen

Behandeling:
* Toedienen intraveneus Ig (IVIG)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Week 8 - leerdoel

voorbeelden noemen van primaire en secundaire immuundeficiënties en het verschil tussen beide immuundeficiënties beschrijven.

A

Primaire immunodeficiënties (PID) zijn aangeboren en meestal erfelijk.
* Antistofdeficiënties - XLA;
* T-cel PID of SCID;
* Fagocyten defecten - hyper IgE syndroom;
* Complement deficiënties;
* Overige PID.

Een secundaire immunodeficiëntie (SID) is vaak het gevolg van ziekte, na bestraling, ondervoeding, gebruik van immunosuppressiva of infecties. Verworven immuundeficiënties komen veel vaker voor dan aangeboren immunodeficiënties.
* HIV die tot AIDS kan leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Week 8 - leerdoel

aangeven en uitleggen dat een relatie gelegd kan worden tussen een bepaalde deficiëntie van de immunologische afweer en de daarbij behorende meest waarschijnlijke ziekteverwekkers van infecties.

A

T-cel
* Virus-, schimmel- en protozoaire infecties.
* Ook problemen met B-cel respons als er Th-cellen niet goed functioneren.

B-cel
* Bacteriële infecties, waaronder pneumococcen.

NK-cel
* Virusinfecties, zoals herpes.

Complement
* Infecties met gekapselde bacteriën onnauwkeurig klaren van immuuncomplexen.

Fagocyten
* Bacteriële- en schimmelinfecties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Week 8 - leerdoel

aangeven welke onderdelen van het immuunsysteem afhankelijk zijn van de leeftijd van een individu.

A
  • Type T/B celsubsets
  • interactie adaptief - verworven respons
  • hoeveelheid naieve T-cellen
  • hoeveelheid auto-antistoffen
  • minder celdeling en differentiatie antistoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Week 8 - leerdoel

het ziektebeloop van de meest voorkomende SOA beschrijven.

A

Belangrijkste SOA’s in Nederland:
1. Chlamydia: Ascenderende infecties, extra-uteriene graviditeit (buitenbaarmoederlijke zwangerschap), infertiliteit, congenitale conjuctivitis/pneumonitis
2. N. Gonorroe: veroorzaakt vooral urethritis met pus uit de urethra
3. * Syfilis: veroorzaakt sjankers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Week 8 - leerdoel

aangeven wat de behandeling van de meest voorkomende SOA is en welke complicaties kunnen optreden bij onbehandelde SOA.

A

Chlamydia: eenmaal daags 1000 mg azitromycine zeven dagen
* OF eventueel tweemaal daags 100 mg doxycycline gedurende zeven dagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Week 8 - leerdoel

onderscheid maken tussen ongecompliceerde en gecompliceerde urineweginfecties.

A

ongecompliceerde urineweginfectie bij:
* gezonde, volwassene, niet-zwangere vrouwen met een blaasontsteking.
gecompliceerde urineweginfectie bij:
* zwangere vrouwen; mannen; kinderen; bejaarden; personen met een blaassonde; personen met verminderde weerstand; personen met een nierbekkenontsteking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Week 8 - HC

De student moet kunnen uitleggen welk deel van de afweer betrokken is bij een pneumokokkeninfectie

A

Pneumokokken is een grampositieve bacterie -> bevat een kapsel -> daarom opsonine nodig voor Ag-herkenning

  • humorale afweer - immunoglobulinen
  • Complement
  • Milt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Week 8 - HC

De student moet kunnen benoemen welke ziekten predisponeren voor krijgen van een pneumokokken infectie

A

Hypogammaglobulinemie
* Common variable immunodeficiency
* Selectieve IgG subklasse deficientie
* Multipel Myeloma
* Chronische Lymfoblasten Leukemie
* Non Hodgkin’s Lymphoma

Complementdeficientie
Splenectomie
* Hyposplenie, sikkelcelziekte

Overig
* HIV, influenza
* Leefstijl, leeftijd
* Systeemziekten
* Geneesmiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Week 8 - HC

De student moet kunnen uitleggen hoe de diagnose van een pneumokokken infectie wordt gesteld

A

Veroorzaakt door S. pneumoniae
* Bacterie met kapsel
* Kweek met gramkleuring (-> positief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Week 8 - HC

De student moet kunnen beschrijven hoe een pneumokokken infectie wordt behandeld en kan worden voorkomen

A

Behandeling:
* Pencilline *

Preventie:
* Profylaxe: penicilline/amoxicilline
* AB op zak: amoxicilline, clarithromcyine
* Vaccinatie
* IVIG

*NB veelal resistentie stammen in buitenland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Week 8 - HC

Kunnen aangeven wat de rol is van flowcytometrisch onderzoek en DNA analyse in het diagnostisch proces van primaire immunodeficiënties.

A
  1. Klinische presentatie
  2. Flowcytometrie
    * Aantal lymfocyten
    * Eiwitexpressie
    * Voorloper B-celsubsets
    * Perifere B-celsubsets
  3. Genetisch onderzoek
    * Exactie diagnose => adequate behandeling en prognose
    * Lange-termijnpreventie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Week 8 - HC

Het leren kennen van de symptomen bij presentatie van kinderen met een ernstige immuundeficientie.

A

Voorgeschiedenis
* opportunistische infecties
* KNO infecties
* Huidinfecties en -problematiek
* Pulmonaal (pneumonieen, astma)
* Abdominaal (diarree, IBD-achtige klachten)
* Hematologie (petechiën, bloedingen)
* Operaties/ingrepen
* Effect antibiotica en vaccinaties
* Allergie, autoimmuniteit, familie anamnese

Labuitslagen:
* Immunoglobulines
* IgG subklasses: mn IgG2 en IgG3
* Bloedbeeld differentiatie
* Lymfocyten aantallen (T, B, NK absoluut)
* Evt complement onderzoek

Bronchitis, pneumonie, sinustitis, ostitis media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Week 8 - HC

Het leren begrijpen van de meest voorkomende behandelopties en mogelijke complicaties van immuundeficienties.

A

Weinig/geen specifieke medicaties => ondersteunende therapie:
* Antibiotica: dagelijks, of on demand
* Immunoglobuline suppletie
 IgG suppletie (geen IgA of IgM)
 Intraveneus of subcutaan toe te dienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Week 8 - HC

Kunnen aangeven en uitleggen dat een relatie gelegd kan worden tussen een deficiëntie van de adaptieve afweer en de daarbij behorende meest waarschijnlijke ziekteverwekkers van infecties.

A
  • T-cel - Virus-, schimmel- en protozoaire infecties. Ook problemen met B-cel respons als er Th-cellen niet goed functioneren.
  • B-cel - Bacteriële infecties, waaronder pneumococcen.
  • NK-cel - Virusinfecties, zoals herpes.
  • Complement - Infecties met gekapselde bacteriën onnauwkeurig klaren van immuuncomplexen.
  • Fagocyten - Bacteriële- en schimmelinfecties.
17
Q

Week 8 - HC

Kenmerken noemen van het immuunsysteem op jonge leeftijd.

A
  • Th2 > Th1 cellen
  • Veel naieve T-cellen
  • leeftijdsafhankelijke toename van aantallen B / T cellen
  • verschuiving binnen T/B celsubsets
  • antistofproductie in serum pas na enige jaren op niveau volwassene
  • dalspiegel IgG op ca. 6 mnd (transiënte hypogammaglobulinemie)
  • jonge leeftijd: immuuntolerante staat vanuit zwangerschap
     Tregs ↑, IL-10↑
     Th2, Th17 > Th1
  • afweer op jonge leeftijd
     extracellulaire pathogenen (Th2, Th17): OK
     intracellulaire pathogenen (Th1): niet optimaal
    Afd. Immunologie, Erasmus MC
18
Q

Week 8 - HC

Kenmerken noemen van het immuunsysteem op oudere leeftijd.

A
  • verminderde activiteit neutrofielen en NK cellen
  • verminderde TLR signalling innate cellen
  • meer productie inflammatoire cytokines
  • minder aantal en diversiteit B / T lymfocyten
  • verminderde functie, celdeling en differentiatie naar memory / effector cellen
  • verminderde antistofrepertoire en TCR repertoire
  • meer productie auto-antistoffen
19
Q

Week 8 - HC

Verschil immune aging en immune senescence

A

Immune aging = aanpassing / remodeling van het immuunsysteem door blootstelling aan interne / externe agentia, gedurende tientallen jaren

Immune senescence = geleidelijke aftakeling immuunsysteem, met schadelijke gevolgen voor afweer
* continue antigene druk
* pro-inflammatoire cytokinen ↑
* “low-grade” chronische ontsteking
* schade (atherosclerose, Alzheimer, T2 diabetes)

20
Q

Week 8 - HC

De principes van antimicrobiële therapie toepassen, rekening houdend met het antimicrobiële spectrum van de middelen bij infectieziekten uit de exemplarische geneesmiddelenlijst

A

Empirisch behandelen = stroomlijnen => gericht behandelen
 Voor gerichte behandeling is een gevoeligheidsbepaling nodig
* Focus infectie
* Wat zijn de meest voorkomende verwekkers van deze infectie?
* oude kweekuitslagen bekend
* Wat is de beste toedieningsweg en dosering?
* contra-indicaties
* Kosten

21
Q

Week 8 - HC

Beargumenteren waarom op sommige momenten gekozen wordt voor smalle monotherapie en op andere momenten een bredere aanpak is gewenst in de behandeling van infectieziekten

A

Afhankelijk van:
* Verbreden van het spectrum (empirische <=> gerichte therapie)
* Synergie (1 + 1 = 3)
* Beperken of voorkómen van selectie van resistentie

22
Q

Week 8 - ZO

Kunnen benoemen welke oorzaken er zijn voor een verminderde afweer.

A
  • Primaire immuundeficienties (PID)
  • Secundaire immuundeficienties (SID)
23
Q

Week 8 - ZO

De diverse vormen van een urineweginfectie (ongecompliceerd tot gecompliceerd) kunnen beschrijven

A
  • Cystitis bij gezonde, niet zwangere vrouwen (vanaf twaalf jaar);
  • Cystitis bij patiënten vanaf twaalf jaar met een verhoogd risico op een gecompliceerd beloop;
  • Urineweginfectie bij patiënten vanaf twaalf jaar met tekenen van weefselinvasie;
  • Urineweginfectie bij patiënten jonger dan twaalf jaar;

lage UWI bevindt zich in de urethra (urethritis) en blaas (cystitis). Hierbij is er geen weefselinvasie.
hoge UWI bevindt zich in de nieren, zoals een pyelonefritis of in de ureters. Hierbij is er wel weefselinvasie.

24
Q

Week 8 - ZO

de diverse vormen van mogelijke allergische reacties op antibiotica en penicilline en sulfahoudende antibiotica in het bijzonder, kunnen beschrijven

A

Anafylactische shock - type I overgevoeligheidsreactie, gemedieerd door IgE
* Sufheid;
* Heesheid;
* Retrosternale pijnklachten;
* Bronchospasme
* Urticaria;
* Angio-oedeem;
* Shock.

Septische shock

acute hepatitis *
* toxische oorzaak
* infectieus

*complicatie: erythema exudativum multiforme (EEM)

25
# Week 8 - ZO de preventie, diagnostiek en behandeling van allergische reacties op antibiotica beschrijven
Preventie: vragen naar allergieen Diagnostiek: * klinisch beeld * algmene metingen * bloedonderzoek * EEM - huidbiopt Behandeling: * anafylactische shock - noradrenaline i.v.
26
# Week 8 - ZO De verschillende stadia van lues kunnen beschrijven.
primaire, secundaire, latente en tertiaire syfilis
27
# Week 8 - ZO De symptomen van lues in de verschillende stadia kunnen beschrijven
**primaire syfilis**: 0 - 6 weken (infectieus) * primaire laesie (stug aanvoelende papel) => gaat kapot en gaat over in ulcus durum **secundaire syfilis**: 6 - 12 weken (infectieus) * meerdere laesies, rash, uitslag * glomerulonefritis * vasculaire veranderingen * histologische veranderingen in dermis en epidermis **latente syfilis**: 2/3 patienten (vroeg - infectieus, laat - niet-infectieus) * *Treponema pallidum *vooral in de milt en in de lymfeklieren aanwezig * Geen symptomen, wel positieve syfillis serologietest **Tertiaire syfilis**: opvlamming, 1/3 patienten (infectieus) * cardiovasculaire syfilis (inclusief syfillitsch aneurysma), neurosyfilis en orgaansyfilis * ontstekingsreacties en een vertraagde hypersensitiviteitreactie
28
# Week 8 - ZO Weten hoe lues gediagnosticeerd wordt in relatie tot de verschillende stadia.
primaire syfilis: donkerveld onderzoek, serologie secundaire syfilis: donkerveld onderzoek, serologie, biopt latente syfilis: serologie tertiaire syfilis: serologie ## Footnote Voor de screening op syfilis worden **treponemale testen** gedaan, doe zowel positief zijn bij een latente als een actieve infectie (aanwezigheid Ag). De **non-treponemale testen** zijn enkel positief bij actieve ziekte (aanwezigheid antistof).
29
# Week 8 - ZO Genitale herpes: herkennen, hoe de diagnose te stellen in het laboratorium en weet je welke antivirale behandeling beschikbaar is.
* herkennen: Slijmvlies herpes simplex infecties, ooginfecties, CNS infecties, viscerale / systemische HSV. * diagnose: monsters van de blaasjes en gebruiken voor **PCR**/**kweek** en **serologie** voor de detectie van IgG en IgM antilichamen; * behandeling: orale **valacyclovir** of **acyclovir** (i.v.) worden gegeven.
30
# Week 8 - ZO Verschil HSV1 en HSV2
* Meer dan 90% van de volwassenen is met HSV-1 geïnfecteerd en slechts 10-30% met HSV-2; * HSV-1 infecteert meestal de bovenste delen van het lichaam, over het algemeen het gezicht en de regio rond de mond; * HSV-2 wordt voornamelijk overgedragen via seksueel contact en wordt dan ook meestal in het genitale gebied gevonden; ## Footnote Een co-infectie met beide HSV virussen komt veel voor.
31
# Week 8 - ZO Diagnostiek UWI
Urine algemeen onderzoek + urine sediment + urine kweek