Week 7 Flashcards
Week 7 - leerdoel
de aangrijpingspunten / werkingsmechanismen van antimicrobiële therapie benoemen.
Week 7 - leerdoel
beargumenteren waarom op sommige momenten gekozen wordt voor smalle monotherapie en op andere momenten een bredere aanpak is gewenst in de bestrijding van infectieziekten.
Week 7 - leerdoel
Wat de belangrijkste congenitale infecties zijn, hoe ze worden overgedragen en wat de klinische complicaties zijn.
Week 7 - leerdoel
Hoe congenitale infecties gediagnosticeerd worden.
Week 7 - leerdoel
Hoe congenitale infecties kunnen worden voorkomen door screening en interventie.
Week 7 - leerdoel
Hoe congenitale infecties behandeld worden en wat de follow-up strategie is.
Week 7 - leerdoel
De belangrijkste oorzaken van koorts benoemen.
Week 7 - HC
Het werkingsmechanisme van betalactam antibiotica beschrijven
β-lactam antibiotica : antibioticasoort die aangrijpen op de celwandsynthese door blokkeren de werking van het transpeptidase (=> geen binding van peptideketens meer mogelijk).
Penicilline: oraal en i.v.
* Penicilline G (smalspectrum);
* Flucloxacilline (smalspectrum => S. aureus);
* Amoxicilline (relatief smalspectrum, maar werkt op meerdere bacteriën);
Cefalosporine: i.v.
* Cefazoline: eerste generatie, vooral gebruikt als pre-operatieve profylaxe;
* Cefuroxim: tweede generatie;
* Ceftriaxon, cefotaxime en ceftazidime: derde generatie;
* Ceftazidime: ook werkzaam tegen Pseudomonas spp. (ziekenhuisinfecties) in tegenstelling tot de andere cefalosporines;
Carbapenem: breedste spectrum. Het wordt gebruikt als een reserve antibioticum. i.v.
* Meropenem;
* Imipenem.
Week 7 - HC
De aangrijpingspunten van glycopeptiden, macroliden en clindamycine, tetracyclinen, aminoglycosiden, chinolonen en sulfonamiden/trimethoprim benoemen
- glycopeptiden
- macroliden en clindamycine
- tetracyclinen
- aminoglycosiden
- chinolonen
- sulfonamiden/trimethoprim
mogelijke diagnostieke problemen bij congenitale infecties benoemen
- Vruchtwaterpunctie leidt mogelijk tot transmissie en/of vruchtdood
Week 7 - HC
de meest voorkomende verwekkers van congenitale infectie benoemen
Viraal:
* Parvovirus B19
* Cytomegalovirus (CMV)
* HIV
* Herpes Simplex
* Rubella - in NL weinig vanwege vaccinaties hiertegen
Parasiet: Toxoplasmose
Bacterie:
* Groep B Streptokokken (GBS)
* Syfillis
Week 7 - HC
Wat is TORCHES
TORCHES zijn de vervelende ziekten die kinderen intra-uterien kunnen krijgen en waar ze acuut ziek van worden:
* Toxoplasma gondii;
* Overig (hiv, mazelen);
* Rubella;
* CMV;
* Herpes simplex;
* Syfilis.
In NL alleen screening op HIV en syfilis.
Week 7 - HC
de klinische gevolgen van congenitale infectie kort beschrijven
Afhankelijk van stadium waarin de infectie optreedt. Hoe vroeger, hoe ernstiger.
* gevolgen van problemen met organese
* veelal neurologische verschijnselen
* problemen immuunsysteem
* (vruchtwater)dood
Week 7 - HC
de mogelijkheden voor de preventie van congenitale infectie benoemen
- profylactisch antibiotica;
- Screening
- Uitvoeren van keizersnede ipv natuurlijke wijze
- Vaccinaties
- Condoomgebruik (o.a. syfillis)
Week 7 - HC
De differentiaal diagnose van ernstige infecties bij kinderen met koorts kunnen benoemen.
Bacteriële infecties:
* Pneumonie;
* Pyelonefritis;
* Sepsis;
* Meningitis.
Virale infecties:
* Influenza;
* Gastro-enteritis.
Week 7 - HC
Kennis hebben van belangrijke vital signs in de beoordeling van kinderen met koorts en de globale interpretatie hiervan.
- hartfrequentie
- ademhalingsfrequentie
- saturatie
- capillaire refill
- bloeddruk
Normaalwaarden verschilt per leeftijd
Week 7 - HC
Herkennen van alarmsymptomen bij kinderen met koorts .
Complex, in ZH NHG-standaard
* ongerustheid van ouders en niet-pluis gevoel van arts zijn belangrijke indicaties
* Focus op follow-up en safety netting om dit te voorkomen
Week 7 - HC
De definitie van urineweginfectie kunnen noemen.
Een urineweginfectie is de verzamelnaam voor alle infecties die betrekking hebben op de urinewegen:
* Een lage UWI bevindt zich in de urethra en blaas; geen weefselinvasie.
* Een hoge UWI bevindt zich in de nieren of in de ureters; wel weefselinvasie.
Indeling 4 groepen:
* Cystitis bij gezonde, niet zwangere vrouwen vanaf twaalf jaar;
* Cystitis bij patiënten vanaf twaalf jaar met een verhoogd risico op een gecompliceerd beloop;
* Urineweginfectie bij patiënten vanaf twaalf jaar met tekenen van weefselinvasie;
* Urineweginfectie bij kinderen jonger dan twaalf jaar;
Week 7 - HC
De pathogenese voor het ontstaan van urineweginfecties kunnen uitleggen
Vrouwen hebben een veel groter risico op het krijgen van een UWI
* urethra bij vrouwen korter is dan bij de man
* de afstand tussen de anus, de vagina en de urethra bij vrouwen korter
* de man heeft de balzak nog tussen de urethra en de anus zitten.
Ziekteverwekker: enterobacteriën (vnl E. coli, Klebsiella spp. en Proteus spp).
Pathogenese:
1. Residuvorming
2. Mogelijkheid tot adherentie van de bacterie aan de mucosa door fimbriae
Week 7 - HC
Diagnostiek van urineweginfecties kunnen uitleggen
- dipstick;
- urinesediment en eventueel een dipslide.
- In bepaalde gevallen is er een kweek met gevoeligheidsbepaling geïndiceerd;
Week 7 - HC
De principes van de behandeling van urineweginfecties kennen
Eerste keus: antibiotica nitrofurantoïne voor vijf dagen.
* Risicofactoren => langer behandelen.
* Weefselinvasie => andere middelen geïndiceerd (ciprofloxacine, amoxicilline/clavulaanzuur of co-trimoxazol) voor zeven dagen.
* Urosepsis => systemisch behandelen met intraveneuze antibiotica.
Week 7 - HC
Verschillende verwekkers van SOA kunnen noemen (bacterieel/viraal/parasitair)
Bacterieel:
* N. gonorrhoeae, Treponema pallidum en Chlamydia trachomatis en Mycoplasma genitalium.
Viraal:
* HIV, HSV (herpes simplex virus), HPV (humaan papillomavirus), HBV (hepatitis-B-virus) en HCV (hepatitis-C-virus).
Parasitair:
* trichomonas en phthirus pubis
Week 7 - HC
De epidemiologie van de meest voorkomende verwekkers kunnen noemen in context met seksueel gedrag/voorkeur
Epidemiologie van de belangrijkste SOA’s in Nederland:
1. Chlamydia: 20.338 (ongeveer 15% van de testen is positief);
1. Gonorroe: 7.842 (ongeveer 2% van de testen is positief);
1. Syfilis: 1.378 (ongeveer 0.2% van de testen is positief);
1. HIV: 128;
2. HBV, HCV, genitale wratten en genitale herpes.
- Man-met-man hoogste %
- Vrouwen het laagste %
Week 7 - HC
De differentiaal diagnose bij urogenitale klachten /syndromen ( oa fluor klachten, PID, urethritis, proctitis)
Fluorklachten *:
* candida, bacteriële vaginose, Trichomoniasis vaginalis, groep A streptokokken, Chlamydia trachomatis of Neisseria gonorrhoeae.
Pelvic Inflammatory Disease (PID):
* Vaak chlamydia, soms gonorroe
Urethritis (mannen):
* Neisseria gonorrhoeae, Chlamydia trachomatis, Mycoplasma genitalium en HSV
Proctitis (homoseksuele mannen):
* gonorroe, syfilis, chlamydia trachomatis en herpes-simplex
*omvat alle klachten die te maken hebben met de natuurlijke afscheiding van de vrouw